Salo Landau (Bochnia, Polen, 1903 – Gräditz, destijds Duitsland, nu Polen, 1944) was een Nederlandse schaker van Joods-Poolse komaf. Hij overleed in een dwangarbeiderskamp voor gedeporteerde Joden. Begin jaren twintig kwam Landau naar Nederland.
Zijn eerste succes behaalde hij in het Nederlands kampioenschap in 1929 met gedeelde 2e plaats met Weenink achter Euwe.
Gedurende de jaren dertig was hij de tweede speler achter Euwe. In 1931 won hij een dubbelrondige vierkamp voor Colle, Tartakower en Rubinstein.
Bij afwezigheid van Euwe behaalde hij in 1936 de landstitel.
Landau speelde veel en met succes in Engeland. In het traditionele kersttoernooi in Hastings 1938/39 behaalde hij achter Szabo en Euwe een met Pirc gedeelde 3e plaats.
In Amsterdam 1939 werd hij opnieuw 1e in het Nederlands kampioenschap. Een tweekamp om de titel tegen Euwe verloor hij met grote cijfers.
Als schaakprofessional had hij het niet gemakkelijk. Hij deed veel journalistiek werk en analyseerde voor schaaktijdschriften. Van zijn hand is het boekje Hoe men niet moet schaken.
Tijdens de tweekamp Aljechin-Euwe in 1935 was hij secondant van Aljechin en in 1938 was hij toernooidirecteur van het AVRO-toernooi.