Lodewijk Prins (1913 – 1999) was een Nederlandse grootmeester.
Na de oorlog en begin jaren ’50 haalde hij enkele grote successen vooral in Spanje. Hij won het Hoogovenstoernooi in 1948 voor Rossolimo en zegevierde in Madrid 1951 voor Bernstein en Pilnik.
In Nijmegen 1948 verwierf hij zich het recht om Euwe uit te dagen om de landstitel, maar Prins zag van de tweekamp af. In 1951 plaatste hij zich via het zonetoernooi in Bad Pyrmont voor het interzonale toernooi.
In 1965, 52 jaar oud, werd hij kampioen van Nederland door een beslissingstweekamp tegen Coen Zuidema te winnen. Veel plezier beleefde hij aan het meespelen in de Olympiade. Van 1936 tot 1968 was hij onafgebroken van de partij.
Hij organiseerde enkele grote toernooien in Amsterdam zoals het Wereldschaaktoernooi in 1950, de Olympiade in 1954 en het Kandidatentoernooi in 1956.
Hij schreef schaakrubrieken voor Het Parool, de Nieuwe Rotterdamse Courant en De Groene, en publiceerde een aantal schaakboeken: Het schaakphenomeen Capablanca (met Euwe), Met de schaakmeesters op oorlogspad en enkele toernooiboeken.
In de openingstheorie zijn twee varianten naar hem vernoemd.