Adriaan de Groot (1914-2006) was van beroep psycholoog.
In 1946 promoveerde hij cum laude op het proefschrift Het denken van den schaker: een experimenteel-psychologische studie. In dit proefschrift heeft De Groot trachten aan te tonen dat het denkproces in hoge mate afhankelijk is van de voorafgegane ervaringen.
Aan de hand van experimenten liet hij proefpersonen, van grootmeesters tot clubschakers, stellingen beoordelen. Hij liet de spelers hardop denken en van wat door hen gezegd werd, maakte hij gestileerde protocollen. Grootmeesters reconstrueerden partijstellingen veel beter dan amateurs, maar bij het opzetten van een willekeurige stelling was de foutenmarge met clubschakers veel geringer.
Uit zijn experimenten concludeerde De Groot dat de cognitieve vaardigheden van de grootmeesters er vooral uit bestond dat zij schaakstellingen beter konden bevatten als georganiseerd geheel dan als een verzameling van losse schaakstukken. In 1965 verscheen een Engelse vertaling Thought and choice in chess.
Als speler gold De Groot in de jaren dertig als een groot talent. Hij speelde twee keer mee in het Olympiadeteam in Stockholm 1937 en Buenos Aires 1939. In het Nederlands kampioenschap 1938 behaalde hij een 4e plaats.