Verslag en foto door: Bart Stam
Grootmeester Ivan Sokolov schrijft momenteel een instructieve serie schaakboeken onder de titel ‘Chess Middlegame Strategies’. In augustus verschijnt deel drie bij uitgeverij Thinkers Publishing. Een van de thema’s is de koning in het centrum. Hierover hield Sokolov woensdag een leerzame training in het Max Euwe Centrum, aan de hand van partijen van oud-wereldkampioen Anatoly Karpov.
Wilhelm Steinitz, de eerste wereldkampioen schaken, zei het al: de koning is een sterk stuk. Toch zegt de algemene vuistregel dat het belangrijk is om in de opening zo snel mogelijk te rokeren, waar de koning veiliger staat dan in het midden.
Ivan met beamer en demobord aan het werk
Aan de hand van vijf partijen van Karpov uit de periode 1993-2002 liet Sokolov zien dat deze vuistregel niet altijd opgaat. Sterker nog: soms kan de koning in het centrum juist zorgen voor tegenspel. Een treffend voorbeeld is Kamsky-Karpov, Dortmund 1993 (zie diagram).
In de Caro-Kann speelde Karpov hier verrassend 11..,Ke8-Ke7. Sokolov, destijds secondant van Jan Timman, dacht eerst instantie dat het een belachelijke zet was. “Maar toen ik mijmeer in deze stelling ging verdiepen, zag ik hoe sterk deze zet eigenlijk is. De koning staat veilig op e7, de zwarte stukken werken goed samen en wit heeft geen aanval.” Al snel had Karpov een prettige stelling.
Karpov lijkt met zwart een soort patent te hebben op Ke8-e7. Zo speelde hij deze koningszet maar liefst twee keer tegen Shirov (2001 en 2002) en ook tegen Topalov (Dos Hermanos, 1997) en Portisch (Biel, 1996).