Robin van Kampen kwam woensdagavond 25 maart langs op het MEC om een toptraining te geven over Siciliaanse aanvallen. Het werd een pittige oefening in scherp rekenen, maar ook in het zorgvuldig afwegen van agressie en consolidatie bij het selecteren van kandidaat-zetten.
Verslag Peter Hoomans
Beginvraagje van de jonge grootmeester aan het klasje met gevorderde clubschakers: wat is eigenlijk de reden dat het spel in het Open Siciliaans tot messcherpe varianten leidt en stukoffers eerder regel dan uitzondering zijn? Na enkele suggesties van zijn gehoor, kwam het antwoord: “Wit heeft na de derde zet iets te bewijzen. Hij moet zijn ontwikkelingsvoorsprong gebruiken, want zwart staat positioneel gezien beter. Dat betekent dat je met wit dynamisch moet spelen om het verlies van de centrumpion te compenseren”, aldus Van Kampen. “Dat is mijn mindset als ik met wit het Siciliaans speel.”
Van Kampen begon de avond met een paar eigen partijen, waarin het paardoffer op d5 centraal stond. Na een eerste voorbeeld te hebben gegeven, waarin dat offer direct tot een winnende aanval had geleid, volgde het tweede voorbeeld.
Van Kampen-Crouzet, Balagne Open 2011, na 10. … Lb7 van zwart
Na enige bedenktijd vroeg hij: “Wie wil het offer Pd5 spelen? Wat? Twee mensen maar?!” Een meerderheid was er te vinden voor 11. Tc4. Een goede zet, maar niet de beste. Na 11.Pd5! komt wit tot een winnende aanval, al moet hij natuurlijk nog wel even de juiste zetten vinden. Vier zetten later was de volgende stelling ontstaan:
Van Kampen-Crouzet, Balagne Open 2011, na 14… e5
Hoe nu verder?
“Is het bruut geweld?” wilde een deelnemer weten. “Het gaat om redelijk bruut geweld,” kon Van Kampen bevestigen. Dit bevestigde diverse cursisten in de overtuiging dat de winnende voortzetting wel met Te1xe5 zou beginnen. Niet dus. Niet doorslaan in agressie, maar goed kijken naar de positie van de stukken, is de sleutelgedachte, doceerde Van Kampen: “Als je naar de stelling kijkt, welk stuk van wit is het minst actief?” Het antwoord op de vraag leidt tot het vinden van de juiste zet, 15.Ta5! Na 15…,Lb7 16.Taxe5+ (nu wel, maar met de andere toren!) dxe5 17.Dxe5+ De7 18.Dc7 was het 1-0.
Er volgde een fragment uit een partij gespeeld in 2007 op het Nederlands jeugd-kampioenschap in het jaar dat Van Kampen in zijn leeftijdscategorie had gewonnen. Hij herinnerde zich hoe tijdens dat toernooi in Venlo op een gegeven moment iedereen rondom het bord van Anne Haast en Hugo ten Hertog had gestaan.
Haast-Ten Hertog, NK Jeugd 2007, na 17… Kh8
Zodra de stelling in het MEC op het bord stond, was het dilemma van wit voor iedereen direct duidelijk: kan wit hier direct slaan met zijn dame op h7, gevolgd door Td1-d3 (met de matdreiging Td3-h3), of is het beter eerst Td1 naar d3 te spelen? Hier moesten de deelnemers aan de bak en kregen tien minuten de tijd om de juiste van de twee kandidaatzetten te kiezen. In de partij speelde Haast het minder goede 18.Dxh7+. Waarom is deze zet minder goed? Ten Hertog wist in de hektiek van de speelzaal niet waarom en verloor na 18…,Kxh7 19.Td3 g6?. In de rust van de trainingsruimte vonden verschillende cursisten het zwarte tegenoffer 19…,Dxc2+!!. De conclusie was daarom dat 18.Td3! het juiste vervolg is en wit na 18…,g6 (18…,f5 19.De6!) 19.Th3 Dc5 (19…,Dc4 20.Df3) 20.De1 h5 21.g4 een winnende aanval heeft.
Na de pauze volgde twee recente partijen van Van Kampen, tegen Tseitlin (Gibraltar, 2014) en Fedorowicz (Canadian Open, 2014). Bij de beslissende momenten die op het demonstratiebord kwamen te staan, was het wederom de vraag: waar eindigt het brute- forcerende in het geweld van de varianten, en waar begint het redelijk-winnende? “Als je Siciliaans speelt, moet je klaar zijn voor de meest gestoorde stellingen. Maar vergeet niet naar ‘normale’ zetten te blijven kijken, Het kan niet altijd feest zijn,” besloot Van Kampen de trainingsavond.