Gepubliceerd op 8 juli 2012

Pleinschaken: ‘Verdomd, ik geef zo een stuk weg’

Tamara Muller
Het Max Euweplein kent een unieke ontmoetingsplek, het schaakspel. Iedere ochtend om half tien arriveert hier de stadswacht om de schaakstukken uit de vergrendeling te halen. Dan kan er ‘en plein public’ op het levensgrote bord gespeeld worden. Op deze plek ontmoet jong en oud elkaar. Geruit driedelig pak of versleten spijkerbroek. Clark’s of gympies. Toerist of lokaal publiek. Schaken is internationaal.

Er zijn continu twintig tot veertig mensen aanwezig op het Max Euweplein. Passanten en toeristen staan stil om te kijken. Mensen die speciaal naar deze plek toekomen vanuit heel de stad, zelfs vanuit heel de wereld. Fietsers die afstappen om te kijken. De middagploeg en de avondploeg. Een zonovergoten plein, met op de achtergrond accordeonmuziek van straatartiesten en een stel jugglers. Aan weerszijden van het levensgrote schaakbord staan straatbanken. Een schaakbord van normaal formaat is in beide banken verwerkt zodat de verlegen schaker zich ook kan meten.

Robert en Ben komen elke dag op het plein. Ze behoren tot de harde kern van schakers. Een vaste ploeg van ongeveer twintig tot dertig man. ‘We hebben een hoog gehalte aan uitkeringstrekkers hier’, zegt Ben. Robert en Ben hebben hun eigen schaakstukken meegebracht en gaan een partij spelen op de bank. Ze willen liever niet gestoord worden tijdens hun partij. ‘Dat leidt teveel af.’ Ook Herman is vaste bezoeker van het Max Euweplein. Hij is 68 jaar. Hij komt er zeker twee á drie keer per week. Zelf kijkt hij liever. Hij schat dat ongeveer de helft van de vaste bezoekers alleen kijkt. ‘Je hebt de kijkers en de schakers. De kijkers weten ’t vaak beter dan de schakers, zoals gewoonlijk. Je staat hier niet met zijn tweeën te schaken maar altijd met een mannetje of tien.’ Vroeger was hij lid van een schaakvereniging. Tegenwoordig geeft hij de voorkeur aan de vrijblijvendheid van het Max Euweplein. ‘Er is geen verplichting. Ik speelde vroeger competitie, dan móest je spelen, ook als je er een keer geen trek in had. Als je hier geen zin hebt om te spelen dan kun je kijken. Alleen als de wind verkeerd staat dan tocht je weg hier. Maar als het straks echt koud wordt, gaan we naar binnen.’ Hij wijst naar het Max Euwe-Centrum. ‘De deur is dicht maar je kan gewoon aanbellen hoor. Binnen wordt geschaakt als het slecht weer is, of als mensen geen zin hebben om buiten te wachten tot ze aan de beurt zijn. Kijk, je hebt partijen van vijftien minuten maar ook die anderhalf of twee uur duren.’

Het Max Euwe-Centrum is geopend van dinsdag tot en met vrijdag en elke eerste zaterdag van de maand vanaf half elf ’s morgens tot vier uur ’s middags. De entree is gratis. Als je aanbelt zoemt de deur voor je open. De stichting is gevestigd op de eerste etage. Hier kun je schaken. Tegen een werkelijke tegenstander of tegen de computer. Er is een bibliotheek met 25 verschillende rubrieken die betrekking hebben op schaken en een studiecentrum waar je je kunt verdiepen in allerlei boeken en naslagwerken, bovendien kun je van alles opzoeken op de computer. Ook is er een schaakmuseum. De enige regel in het Max Euwe-Centrum is dat je geen overlast mag veroorzaken. Het moet stil zijn. Men moet hier rustig kunnen lezen of schaken. Mensen die bij het schaken een drankje willen nuttigen of willen snelschaken met een tijdklok worden doorverwezen naar een schaakcafé.

Het Max Euwe-Centrum draait op één vaste medewerker, twee gesubsidieerde medewerkers en een stuk of tien vrijwilligers. Vijftien tot twintig procent van de bezoekers komt uit het buitenland. Het gastenboek is dan ook getekend door mensen uit de hele wereld.

‘Ze weten ons te vinden omdat we in alle toeristengidsen staan’, zegt Ton Sibbing. Hij is schaaktechnisch en historisch medewerker. Als bezoeker kwam hij dagelijks research doen bij het Max Euwe-Centrum. Omdat hij toch iedere dag aanwezig was, werd hij gevraagd wat vrijwilligerstaken over te nemen. Dat werd uiteindelijk een dagtaak. Na een gesprek met Maatwerk werd dat omgezet in een gesubsidieerde baan. Je kunt bijvoorbeeld bij hem terecht met vragen over de opening van het schaakspel.

Terug op het plein is Ron een partij begonnen op het grote bord. Hij is schaakleraar en komt hier regelmatig. Hij geeft schaakles aan kinderen op de basisschool. ‘Het is een redelijk goed niveau hier’, vertelt hij. ‘Je pikt ze er meteen uit, de goede schakers.’
Hij wordt onderbroken. ‘Hij heeft gezet hoor’, roept Herman. ‘Verdomd ja, je hebt gelijk’, zegt Ron. ‘Ik sta niet op te letten, ik geef zo een stuk weg…’

Tjebbe vindt vooral de Oostblokkers erg goed. Nederland is niet echt een schaakland, vertelt hij. Het leuke aan deze plek vindt hij vooral de ongedwongenheid. ‘Het is gratis en het maakt niet uit wie je bent of waar je vandaan komt. Je kan schaken met iemand uit Iran of iemand uit Australië. Ik spreek geen Chinees maar ik kan wel met een Chinees schaken.’ Hij komt uit de Bijlmer een paar keer per week speciaal hier naartoe. Hij kwam hier terecht doordat hij een keer toevallig langsliep met een vriend. Hij voelde wel wat voor een partijtje schaken maar zijn vriend zei: ‘Ach man, dat kun je toch niet winnen’. Daar liet hij het niet bij zitten. ‘Kijk, zie je die man?’ Hij wijst op een oudere man die ook al enige tijd aanwezig is. ‘Die man is bijna tachtig jaar. Hij veegt iedereen hier van het bord!’ De betrokkenheid van de anderen bij het spel valt op. Er heerst een sociale sfeer. Men observeert aandachtig elkaars partij, analyseert en levert commentaar. Duiven wandelen onverstoorbaar over het schaakbord dwars door een partij.

Bron: MUGweb, november 2002