Gepubliceerd op 1 augustus 2012

Boekrecensies uit Nieuwsbrief 75

 

Een bijdrage van Evert-Jan Straat

De volgende uitgaven ontving het MEC van uitgeverij New in Chess:

Ivan Sokolov: The Ruy Lopez Revisited. Offbeat Weapons & Unexplored Resources.
New in Chess, 2009. 271 pagina’s. € 23.95
Het komt niet vaak voor dat een topspeler in een boek varianten onderzoekt die hij op zijn repertoire heeft staan. Sokolov behandelt zijvarianten van het Spaans zoals het Jaenisch-gambiet (3…f5), de Cozio-variant (3…Pge7), de Bird-variant (3…Pd4), de Smyslov-variant (3…g6) en de klassieke variant (3…Lc5). Deze varianten hebben een lange historie en toen Sokolov zo’n twintig jaar geleden met zwart Spaans begon te spelen, stond hij voor de keuze: 3…a6 met zijn vele vertakkingen en diep uitgeanalyseerde varianten of afwijkende systemen op de derde zet. Hij koos voor het laatste en ontdekte dat deze als licht inferieur te boek staande varianten nog vele onvoldoende onderzochte mogelijkheden bevatten. Sokolov analyseert objectief en zet de voor- en nadelen van een bepaalde variant helder uiteen. Zo beschouwt hij de Cozio-variant als niet voldoende voor gelijk spel. Een interessant boek voor zwartspelers die 1…e5 spelen en hun repertoire tegen het Spaans willen uitbreiden. Voor witspelers die Spaans spelen zit er weinig anders op dan deze uitgave grondig te bestuderen. De Franse grootmeester Etienne Bacrot formuleerde het probleem na een partij tegen Sokolov als volgt: ‘Ik was van plan 1.e4 te spelen maar nadat ik je boek had doorgekeken kwam ik tot de conclusie dat dat te riskant was. Daarom koos ik voor 1.d4.’

Daniel Naroditsky: Mastering Positional Chess. Practical Lessons of a Junior World Champion.
New in Chess, 2010. 239 pagina’s. € 19.95
Is het mogelijk dat een 14-jarige jongen een interessant boek schrijft over het middenspel? Dat kan wanneer je beschikt over trainers als Kaidanov en Psakhis. Zoals de meeste jonge spelers was Daniel aanvankelijk meer geïnteresseerd in combinaties en offers. Zijn trainer GM Kaidanov raadde hem aan het positiespel te bestuderen. In deze uitgave worden thema’s behandeld als profylaxe, het verdedigen van slechte stellingen, het opbouwen en doorbreken van een vesting, het positionele offer, het vastzetten van de tegenstander en manoeuvreren. Als voorbeelden gebruikt hij partijen uit zijn nog prille carrière en materiaal van topspelers als Kasparov, Karpov, Topalov en Petrosian. De analyses zijn helder geformuleerd en varianten worden slechts gegeven als dat nodig is. Een interessant boek dat geschikt is voor de betere clubschaker.

Steve Giddins (editor): New In Chess – The First 25 Years. An Anthology.
New in Chess, 2009. 398 pagina’s. € 24.95
Het NIC-magazine heeft zich altijd ten doel gesteld zo goed mogelijk verslag te doen van het schaken in de wereldtop. Uit het overvloedige materiaal is voor deze bloemlezing gekozen uit interviews met topspelers van Botwinnik tot Anand en beschouwingen over WK-tweekampen en toptoernooien. Ook een aantal interessante partijanalyses is opgenomen. Aan schaakpolitiek, zoals de opkomst en de ondergang van de GMA en de PCA, wordt gelukkig weinig aandacht besteed. Wel worden de Fide presidenten Campomanes en Ilyumzhinov, die de laatste decennia zo’n grote invloed op de ontwikkeling van het schaken hebben gehad, uitvoerig aan het woord gelaten. Voor de afwisseling zijn verhalen over kleurrijke personen en bijzondere gebeurtenissen opgenomen. De opmaak is goed verzorgd: geen paginagrote foto’s of overbodige blanco bladzijden. Deze fraaie uitgave is een aanrader voor liefhebbers van de recente schaakgeschiedenis.

Mikhail Botvinnik: Botvinnik-Petrosian. The 1963 World Chess Championship Match.
New in Chess, 2010. 142 pagina’s. € 19.95
Van deze tweekamp, die met 12½-9½ door Petrosian werd gewonnen, was tot nu toe geen goed matchboek verschenen, ook niet in het Russisch. Aan deze uitgave hebben meerdere analytici een bijdrage geleverd. Van de 22 partijen analyseert Botwinnik er zeven, Akopian komt met vijf nieuwe analyses, uit My great Predecessors Part 3 is een analyse van Kasparov overgenomen en van Petrosian zijn twee analyses opgenomen. De 1e partij werd verrassend door Botwinnik met zwart gewonnen en door hem geanalyseerd. In de tweedelige uitgave met alle partijen van Petrosian, samengesteld door E. Shekhtman, wordt deze partij uitvoerig door Petrosian besproken. Het zou interessant zijn geweest wanneer enkele aantekeningen van Petrosian zouden zijn toegevoegd, want hij doet opmerkelijke uitspraken. Zo zag hij er in deze partij na een minder geslaagde openingsopzet vanaf om rustig op remise aan te sturen vanwege mogelijke negatieve reacties in de pers! Na deze zware tegenslag herstelde Petrosian zich geleidelijk en na veertien partijen was de stand gelijk. In het laatste deel van de tweekamp trok Petrosian, die achttien jaar jonger was, het initiatief naar zich toe en won overtuigend. In een nabeschouwing gaat Petrosian uitvoerig in op zijn voorbereiding. Botwinnik legt in een kort artikel uit waarom hij heeft verloren. Hij had zich onder andere voorbereid door acht trainingspartijen tegen de openingsspecialist Furman te spelen, die nu voor het eerst worden gepubliceerd. Ten slotte worden de aantekeningen van Botwinniks laatste notitieboekje aan de schaakwereld prijsgegeven. Deze hebben overigens geen betrekking op deze match. Met deze interessante uitgave wordt een hiaat in de schaakliteratuur opgevuld.

John Healy: Coffeehouse Chess Tactics.
New in Chess, 2010. 135 pagina’s. € 16.95
Twintig jaar geleden heeft John Healy zijn turbulente leven in The Grass Arena beschreven. In deze uitgave vertelt de auteur hoe hij met het schaakspel in aanraking is gekomen. Hij leert de regels tijdens een verblijf in de gevangenis. Al spoedig raakt Healy gefascineerd door het spel en na zijn vrijlating stort hij zich in het schaakleven dat zich in koffiehuizen afspeelt. Hij komt er bijna dagelijks en wordt een echte koffiehuisspeler, die altijd op zoek is naar combinaties. Op een dag besluit hij het knusse koffiehuis vaarwel te zeggen en zich in de toernooiarena te begeven. Dat zijn weekendtoernooien waar met het mes op tafel wordt gestreden. Healy, die als een zachtmoedig mens wordt omschreven, blijkt slecht met de spanningen te kunnen omgaan en kan ’s nachts nauwelijks slapen. Hij merkt dat zijn niveau middelmatig is wat voor een speler die pas op 30-jarige leeftijd de spelregels heeft geleerd, niet zo verwonderlijk is. Op het schaakbord ontmoet je geen vrienden, zo eindigt hij zijn verhaal. Het schaaktechnische deel bevat combinaties van zijn hand die variëren van tamelijk eenvoudig tot verrassend. Dit aardige boekje is voorzien van een fraaie cover.

Jeroen Bosch (editor): SOS-Secrets of Opening Surprises. Volume 12.
New in Chess, 2010. 141 pagina’s. € 19.95
De verrassings varianten, die in deze succesvolle serie worden behandeld, laten zien dat wit zich heel wat kan permitteren om een originele en speelbare stelling op het bord te krijgen. Het oprukken met de g- of h-pion leidt vaak tot spannende stellingen met kansen voor beide partijen. In dit deel doet Willy Hendriks een serieuze poging om definitief met De Zwarte Leeuw af te rekenen. Verder zijn er bijdragen van Dimitri Reinderman, een liefhebber van buitenissige varianten, Siebrecht, Mikhalchishin, Flear, Glek, Rogozenco en Sipke Ernst.

Djuric, Komarov, Pantaleoni: Chess Opening Essentials 4.
New in Chess, 2010. 254 pagina’s. €24.95
Het vierde en laatste deel van deze serie behandelt 1.c4, 1.Pf3 en de overige eerste zetten. De auteurs leggen in heldere bewoordingen de basisideeën uit voor zover dat bij deze openingen mogelijk is. Het Engels geeft de meeste aanknopingspunten voor concrete analyse. Het Réti-systeem en de overige zetten laten zich moeilijker analyseren door het weinig geforceerde karakter van deze openingen. Met de toepassing van rode accenten wordt het belang van bepaalde zetten, varianten of namen benadrukt. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal grootmeesterpartijen zonder commentaar. Dat is wel hoog gegrepen voor de spelers voor wie deze serie is bedoeld. Deze uitgaven zijn uitstekende leerboeken en overzichtswerken voor de gemiddelde clubschaker.

New In Chess Yearbook 96.
New in Chess, 2010. 246 pagina’s. € 26.95
In zijn vaste rubriek zet Sosonko de voordelen uiteen van het afwijken van het vaste repertoire. Zeker voor spelers van wie alle partijen in databases worden vastgelegd. Maar ook voor clubspelers van een zeker niveau en voor spelers die regelmatig op internet vluggeren kan het verrassingselement succes opleveren. Als voorbeeld geeft Sosonko een recente partij van Magnus Carlsen die de oerdegelijke Wang Yue verraste met het Koningsgambiet en gemakkelijk won. Verder de bekende openingsoverzichten van actuele varianten. Ten slotte bespreekt Glenn Flear het laatste deel van John Watson: Mastering the Chess Openings Volume 4 en drie boeken over diverse gambieten.

De schaakhistoricus Jan Postma schonk het MEC:

Sherwood & Brandreth: AVRO 1938 International chess tournament.
Caissa Editions, 2010. 167 pagina’s. € 40.95
Het AVRO-toernooi wordt beschouwd als het sterkste toernooi dat ooit in Nederland is gehouden. Tot de deelnemers behoorden de wereldkampioen Aljechin, de ex-wereldkampioenen Capablanca en Euwe, en Botwinnik die na de Tweede Wereldoorlog de titel zou veroveren. Het toernooi werd een triomf voor de jongere generatie. Keres en Fine deelden de 1e plaats gevolgd door Botwinnik. Reshevsky eindigde met Aljechin en Euwe op vijftig procent. Capablanca werd voorlaatste en Flohr eindigde op de laatste plaats. Het toernooiboek dat destijds is verschenen, ANALYSEN van AVRO’s Wereld-Schaak-Tournooi door Max Euwe, is een wel erg sober. Het bestaat uit rondeverslagen en analyses van Euwe. Achtergrondinformatie over de organisatie en de betekenis van het toernooi voor het vaststellen van een uitdager van Aljechin ontbreken. Met deze Engelstalige uitgave stellen de auteurs zich ten doel verslag te doen van het toernooiverloop, nieuwe analyses te presenteren en het belang van het toernooi in historisch perspectief te plaatsen. Aan de hand van krantenartikelen, tijdschriften en schaakliteratuur is het de auteurs gelukt interessant materiaal op te sporen. Zo verklaarde Aljechin bij de opening van het toernooi dat de winnaar zich niet automatisch het recht verwierf om de wereldkampioen uit te dagen. Volgens het toernooireglement was de winnaar daartoe wel gerechtigd. Aljechin wilde tegen iedere kandidaat spelen als deze in staat was aan de financiële voorwaarden te voldoen. Na afloop van het toernooi liet Aljechin in een interview met Willem Schelfhout in De Telegraaf weten dat de uitdager in ieder geval iemand van de jongere generatie zou moeten worden. Capablanca, aan wie Aljechin een gruwelijke hekel had, en Flohr, de officiële uitdager van de Fide, waren definitief afgevallen. Van alle mooie plannen is door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niets terechtgekomen. Deze prachtige uitgave geeft een goed inzicht in de betekenis van het AVRO-toernooi.

Van de Duitse uitgeverij Joachim Beyer ontvingen wij de volgende uitgave:

Kurt Richter: Einfälle – Reinfälle.
Joachim Beyer Verlag, 2010. 112 pagina’s. € 12.80
De Duitse meester Kurt Richter heeft na de oorlog een flink aantal combinatieboeken geschreven. Dit gebonden boekje heeft in vergelijking met de 2e druk uit 1967 een lichte uitbreiding ondergaan.

Hans Ree: Mijn schaken.
Uitgeverij Atlas, 2010. 320 pagina’s. € 22.90
In Mijn schaken schetst Hans Ree de schaakwereld zoals hij die heeft meegemaakt als speler, journalist en secondant. In een veertigtal hoofdstukken vertelt hij over Nederlandse topspelers en internationale grootheden uit heden en verleden. Maar er is ook aandacht voor onbekende spelers, die Ree hebben geïntrigeerd. Zo opent hij met een verhaal over A6648 die lid is van de Internet Chess Club en verslaafd is aan één minuut vluggertjes. Vroeger zou zo iemand de hele dag in het schaakcafé hebben gezeten. Regelmatig komen flarden uit zijn eigen schaakcarrière aan bod. Zo leerde hij schaken uit een boekje van Jean Dufresne. Dat is aanleiding om een hoofdstuk te wijden aan deze Duitse schaakmeester die slechts bekend is geworden door een beroemde verliespartij tegen Adolf Anderssen. Wat dit boek zo aantrekkelijk maakt, is de grote verscheidenheid aan onderwerpen. Of het nu gaat om schakende kunstenaars of schrijvers, schaakcafés, Donald Duck, het hoekveld of taal, Ree slaagt erin deze personen of onderwerpen tot leven te brengen door zijn kennis van zaken en interessante anekdotes. Hij eindigt met Een zonnig bestaan, een beschouwing over zijn leven als schaakprofessional. Daarin betoogt hij dat hij beroepsschaker is geworden in een gouden tijd die nu niet meer bestaat. Het waren de jaren zeventig van de vorige eeuw en schaken was toen erg populair in Nederland. Aan een tweekamp om het wereldkampioenschap werd in de krant ruim aandacht besteed en de toekomst leek er zonnig uit te zien. Het is door allerlei oorzaken anders gelopen. Wat niet wegneemt dat Hans Ree voor schaaklezers een prachtig boek heeft geschreven.