Gepubliceerd op 1 augustus 2012

Boekrecensies uit Nieuwsbrief 73

Bijdrage van Evert-Jan Straat

De volgende uitgaven ontving het MEC van uitgeverij New in Chess:

David Bronstein & Tom Fürstenberg: The Sorcerer’s Apprentice.
New In Chess, 2009. 384 pagina’s. € 29.95
Dit hoogst originele boek, samengesteld door Tom Fürstenberg, geeft een schat aan informatie over het leven en werk van een van de grootste spelers aller tijden. David Bronstein beoefende het spel in al zijn vormen. Natuurlijk neemt het klassieke wedstrijdschaak in deze uitgave de belangrijkste plaats in: van diep geanalyseerde partijen tot duels zonder commentaar. Verder is Bronstein altijd een groot voorstander geweest van het rapidschaak liefst met de Bronstein-klok, een variant op de Fischer-klok. Zijn ideaal was een rapidtweekamp van zes of acht partijen gespeeld voor een groot publiek. Hij beschouwde zich als een kunstenaar die de schoonheid van het schaakspel wilde uitdragen. Toen het schaken tegen computers begin jaren 90 in de mode kwam, speelde hij met groot enthousiasme mee in de bekende mens tegen computer Aegon-toernooien in Den Haag. Bronstein was een echt schaakdier, of het nu ging om vluggeren, het geven van simultaanseances, lesgeven aan kinderen of optreden als secondant. Hij schreef een aantal schaakboeken waarvan het toernooiboek over het kandidatentoernooi in Zürich 1953 een klassieker is geworden.
Zijn vrouw, Tatiana Boleslavskaya, schreef een ontroerend portret over haar Devik. Tom Fürstenberg, die Bronstein tijdens de schaakolympiade in Amsterdam 1954 voor het eerst ontmoette, beschrijft zijn carrière met oog voor detail. In de jaren negentig kwamen ze elkaar weer tegen en raakten bevriend. Bronstein was een geweldige causeur. Het gaf hem veel vrienden maar het keerde zich ook wel tegen hem. Zo liepen pogingen om trainer te worden in West-Europa in de jaren 90 stuk op zijn oeverloze verhalen. Toen Tom Fürstenberg hem met dit feit confronteerde en vroeg of hij niet kon stoppen zoveel te praten antwoordde Bronstein: ‘Ik hou van mensen.’ Zo was David Bronstein.

Herman Grooten: Chess Strategy for Club Players. The Road to Positional Advantage.
New In Chess, 2009. 412 pagina’s. € 25.95
Wanneer een speler een behoorlijk basisniveau heeft bereikt, komt hij tijdens een partij onvermijdelijk voor de vraag te staan: de opening is voorbij, er zijn geen directe dreigingen, hoe nu verder? Er zal een strategie moeten worden ontworpen. In deze pil heeft Herman Grooten, al meer dan dertig jaar schaaktrainer, zijn ervaringen op papier gezet. Uitgangspunt zijn de elementen van de schaakstrategie zoals zij het eerst door Steinitz zijn geformuleerd. Sindsdien zijn de opvattingen over de strategie verfijnd door denkers als Nimzowitsch, Euwe en moderne meesters. Aan de hand van voorbeelden behandelt de auteur de diverse elementen. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met oefeningen. De student wordt gevraagd een strategisch probleem op te lossen. Bepaald geen gemakkelijke kost! Wie zich de moeite getroost dit werk systematisch door te nemen zal daar op den duur profijt van trekken. Men zal zijn inzicht in het spel vergroten maar zeker op lager niveau zal dikwijls het tactisch monster zijn gezicht laten zien en alle mooie plannen in rook laten opgaan. Een interessante en leerzame uitgave voor clubspelers met studiezin en ambitie.

Mikhail Botvinnik: Botvinnik – Smyslov. Three World Chess Championship Matches: 1954, 1957, 1958.
New In Chess, 2009. 287 pagina’s. € 28.95
Drie opeenvolgende tweekampen om het wereldkampioenschap tussen dezelfde spelers waren tot dan toe nooit vertoond. Je zou kunnen denken dat het op den duur saai zou worden maar niets is minder waar. Ook nu nog zijn deze partijen het naspelen ten volle waard. Het zijn gevechten op leven en dood. Botwinnik heeft altijd hard aan zijn onsterfelijkheid gewerkt door veel partijanalyses te publiceren. De doorwrochte analyses van de tweekampen uit ’54 en ’58 zijn van zijn hand. Interessant zijn de aantekeningen uit de notitieboekjes die voor het eerst worden gepubliceerd. Deze bevatten de openingsvoorbereiding van Botwinnik en enkele opmerkingen over zijn fysieke voorbereiding. Zoals Smyslov in het voorwoord opmerkt, was er tot nu toe geen boek over het duel in ’57 verschenen, tenminste niet in het Russisch. Blijkbaar was Smyslov minder ambitieus om zijn matchoverwinning voor het nageslacht vast te leggen. Of hij heeft er geen tijd voor gevonden, want na een jaar moest hij zijn titel al weer verdedigen. Botwinnik bevond zich in een wel zeer bevoorrechte positie. In ’54 was een gelijk spel voldoende om in het bezit van de titel te blijven. Na zijn verlies van de titel drie jaar later had hij nog recht op een revanchetweekamp. Met het vastleggen van deze drie B-S tweekampen is een fraai historisch document ontstaan. Jammer is dat de achtergrondverhalen rond de tweekampen grotendeels ontbreken. Daarvoor kan men beter bij Kasparovs My great predecessors Part II terecht.

Dimitri Komarov, Stefan Djuric & Claudio Pantaleoni: Chess Opening Essentials 2.
New In Chess, 2009. 288 pagina’s. € 27.95

Dimitri Komarov, Stefan Djuric & Claudio Pantaleoni: Chess Opening Essentials 3.
New In Chess, 2009. 336 pagina’s. € 27.95
Deel 2 behandelt de openingen na 1.d4 d5, damegambieten en andere 1.d4 openingen uitgezonderd de Indische verdedigingen die in deel 3 aan de orde komen. De auteurs leggen in heldere bewoordingen de basisideeën van de openingen uit zonder in eindeloze zettenreeksen te vervallen. De hoofdstukken zijn overzichtelijk ingedeeld en door gebruik te maken van rode accenten in de tekst kan de lezer nog beter zijn weg vinden in deze leerzame openingsboeken. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal grootmeesterpartijen zonder commentaar. Deze uitgaven zijn uitstekende leerboeken en overzichtswerken voor de gemiddelde clubschaker.

Matten nr.6, Schaakverhalen.
New in Chess, 2009. 127 pagina’s. € 11.95
In dit nummer een tot de verbeelding sprekend artikel van Jaap Amesz in zijn gevecht om een miljoen. In het televisieprogramma De Gouden Kooi vond Jaap, vroeger een talentvolle jeugdspeler, steun in het schaakspel om de saaie dagen door te komen. Hij bestudeerde schaakboeken die hij via internet bestelde en speelde eindeloze vluggersessies tegen computer Fritz. Bij zijn concurrenten dwong hij met zijn kennis van het schaken respect af. Hoogtepunt was de komst van Jan Werle die Terror Jaap in vijf partijtjes ternauwernood wist te verslaan. Jaap concludeert dat hij het zonder de schaaksport niet had gered. Verder een uitvoerig interview met Hans Bouwmeester naar aanleiding van zijn schaakmemoires ‘Leven met het schaakspel’ die hij vorig jaar publiceerde (zie Nieuwsbrief nr. 71). Hans Böhm beantwoordt 64 vragen. Jan Timman vertelt over zijn reis naar het Jeugd-WK van 1967 in Jeruzalem onder begeleiding van Berry Withuis. Henrique Mecking wordt in twee artikelen door de mangel gehaald. Inderdaad heeft Mecking een klap van de religieuze molen gekregen maar gek is hij niet. Wanneer interviewer John Kuipers vraagt of hij door zeer diep te bidden bijvoorbeeld in de C-groep van het Corustoernooi zou kunnen meespelen volgt een ontnuchterend antwoord. ‘Wat is je rating?’ ‘Ik keek ooit eens verwachtingsvol naar 2000’. ‘Nee, dan heb je gewoon geen talent.’ Guus Luijters schreef een interessant stuk over schaken in Hollywood. Dirk Poldauf, die regelmatig lezenswaardige bijdragen over het Oostblok en de DDR in het bijzonder schrijft, beschrijft dit keer de opkomst en ondergang van de mecenas Bernhard Schewe en in zijn voetspoor schaakclub Empor Berlin.

New In Chessbook Yearbook 92.
New in Chess, 2009. 246 pagina’s. € 26.95
De forumdiscussie bevat een boeiende analyse van het grote talent Anish Giri. Verder een brief van Viktor Moskalenko aan Mr. Gutman die al jaren bekvechten over de verdiensten van hun boeken over de Fajarowicz-variant van het Budapester Gambiet. De surveys van 33 openingsvarianten bevatten bijdragen van onder anderen Sherbakov, Mikhalevski, Greenfeld, Motylev, Volokitin en Avrukh. Ten slotte bespreekt Glenn Flear vijf actuele openingsboeken.

Arthur B. Bisguier & Newton Berry: The art of Bisguier. Selected Games 1961-2003.
Russell Enterprises, 2008. 272 pagina’s. € 27.95
Deze selectie bevat honderd geanalyseerde partijen van de Amerikaanse grootmeester Bisguier. Zijn hoogtijdagen lagen in de jaren ’60 en ’70. De interessante inleidingen bij de partijen maken het tot een geslaagde uitgave.

Van de Duitse uitgeverij Rattmann ontvingen we de volgende uitgave:

Euwe, Kramer, Treppner: Das Mittelspiel, Band 1.
Rattmann, 2008. 419 pagina’s. € 29.90
De 12-delige serie Het Middenspel werd voor het eerst gepubliceerd in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Euwe schreef het voorwoord en maakte de indeling van de deeltjes. Hij koos voor een indeling naar stellingskenmerken die in de praktijk het meest voorkwamen. Haije Kramer zocht de voorbeelden uit en verzorgde de analyses. Al spoedig verscheen er een Duitse vertaling. Band 1 van de nieuwe uitgave bevat vijf deeltjes over onderwerpen die Euwe tot de statische kenmerken rekent: diverse pionnenformaties, de relatieve waarde der stukken en de strijd om open lijnen. Deze uitgave is door Gerd Treppner bewerkt. Zijn bijdrage bestaat uit het toevoegen van nieuwe voorbeelden uit het laatste decennium. Daardoor is een curieus boek ontstaan met voor het merendeel partijen uit de eerste helft van vorige eeuw, aangevuld met een aantal recente partijen.

Het Remco Heite Schaaktoernooi 2006.
Stichting Het Heite Schaaktoernooi, Wolvega 2008. 70 pagina’s. € 12.50

Harrie Grondijs: Within Namilov’s Enclosure
Rijswijkse Uitgeverij Eigen Beheer, 2009. 24 pagina’s.

Fritz M.H. Reul: New Architectures in Computer Chess.
SIKS Dissertation Series No. 2009-16. 153 pagina’s.