De volgende uitgaven ontvingen wij van New in Chess en de Zwitserse uitgeverij Olms:
Ivan Sokolov: Winning Chess Middlegames. An essential guide to Pawn Structures.
Alkmaar: New in Chess, 2008. 286 pagina’s. € 24,95
In dit boek worden door Sokolov vier belangrijke pionnenstructuren behandeld: de dubbelpion, de geïsoleerde pion, de hangende pionnen en tenslotte de meerderheid in het
centrum. In elk hoofdstuk heeft de auteur getracht de thematische plannen bij deze structurenen de ideeën van de behandelde openingsvariant systematisch te integreren. Een enkele uitzondering daargelaten komen de behandelde structuren voort uit d4-openingen. Sokolov is bijzonder goed geslaagd in zijn opzet om een evenwicht te vinden tussen het geven van een duidelijke uitleg en concrete varianten. Door grondige studie kan de ijverige student erachter komen welk stellingstype hem ligt en daar zijn openingsrepertoire op afstemmen. En wie zich niet al te zeer wil inspannen kan genieten van een fraaie selectie partijen. Een behoorlijk niveau (rating van 2000 of hoger) is nodig om de subtiliteiten van de analyses op waarde te kunnen schatten. Een bijzonder instructief boek en onontbeerlijk studiemateriaal voor d4-spelers met ambitie! Het zou interessant zijn als Sokolov in een vervolgdeel de Konings-Indische structuren onder de loep zou nemen.
Mark Dvoretsky, Artur Yusupov: Secrets of Positional Play. Schools of future champions 4.
Olms, Zürich 2008. 240 pagina’s. € 29,95.
Het vierde deel van deze serie behandelt diverse aspecten van het positiespel. Door bestudering van de voorbeelden kan de ontwikkeling van het positiegevoel worden bevorderd en kunnen methodes voor het zoeken naar positionele oplossingen van stellingsproblemen worden ontwikkeld. Aan de hand van grootmeesterpartijen worden thema’s besproken zoals lange termijn planning, manoeuvreren en profylactisch denken. Interessant is de bijdrage van Kramnik over de moderne interpretatie van het Hollands. Kramnik behandelt de Stonewall en laat zien dat de muur ook op topniveau moeilijk is te slechten. Het gaat hier feitelijk om een bewerkte versie van een uitgave die eerder is verschenen onder de titel Positional Play (Batsford, 1996). De tekst is herschreven en de indeling van de hoofdstukken is licht gewijzigd. De praktijkvoorbeelden zijn ongewijzigd. Wie de moeite neemt dit boek door te nemen zal zijn inzicht in de strategie van het schaakspel vergroten. Aanbevolen voor spelers met een rating vanaf 2000.
Ilya Odessky: Play 1.b3! The Nimzo-Larsen Attack: a Friend for Life.
Alkmaar: New in Chess, 2008. 258 pagina’s. € 22,95
De Nimzo-Larsen aanval werd in de jaren twintig geïntroduceerd door Nimzowitsch en toen ingedeeld bij de onregelmatige openingen. Een halve eeuw later beleefde 1.b3 een revival toen spelers als Larsen, Petrosian en Ljubojevic het als verrassingswapen in hun repertoire opnamen. Ondertussen is de theorie geëvolueerd en Odessky, zelf een liefhebber en kenner van het systeem, heeft de opening in kaart gebracht. Odessky is een IM uit Rusland en een bekende trainer. Dat laatste is goed te merken in dit werk. Geen eindeloze reeks varianten maar veel aandacht voor de strategische ideeën. In de partijen van Petrosian en Larsen heeft Odessky interessante vondsten gedaan. Opmerkelijk is de kritische houding van de schrijver ten opzichte van zijn opening. Maar al te vaak is de visie van een auteur eenzijdig en worden de minder aantrekkelijke kanten die iedere opening nu eenmaal heeft verdoezeld. Een vriend voor het leven? Dat valt te bezien. Odessky sluit zijn boek af met de ontboezeming: Beste lezer! Speel 1.b3. Waarschijnlijk is het niet zo goed. Maar het geeft zo veel plezier… Aanbevolen aan iedereen die van de geijkte paden wil afwijken.
Jerry van Rekom & Leo Jansen: De Zwarte Leeuw. Een flexibel openingssysteem voor katachtige clubschakers.
Alkmaar: New in Chess, 2008. 278 pagina’s. € 24,95.
De auteurs zijn twee amateurs die zich al jaren inzetten voor het systeem 1.e4 d6 2.d4 Pf6 3.Pc3 Pbd7 dat door hen De Zwarte Leeuw is gedoopt. Het systeem vertoont een sterke verwantschap met de Philidor-verdediging die na 4.Pf3 e5 ontstaat. In de hoofdvariant van de Philidor wijken de auteurs af met een systeem dat gekenmerkt wordt door h7-h6 gevolgd door g7-g5 en de paardmanoeuvre Pd7-f8-g6 in een poging op koningsaanval te spelen. Dat is een originele gedachte die verder aan de praktijk moet worden getoetst. Het hoofdstuk gewijd aan offers op f7 (De schreeuw van de leeuw) en de variant waarin snel de dames worden geruild (3…e5 4.de5 de5 5.Dd8 Kd8), tezamen goed voor meer dan 100 pagina’s, zijn vroeger al uitvoerig onderzocht en hebben niet tot nieuwe opzienbarende vondsten geleid. Typerend is dat varianten waarvan de conclusie volstrekt helder is, uitgebreid worden onderzocht. Dit levenswerk is met enthousiasme gemaakt en heeft al heel wat amateurs geïnspireerd.
Jeroen Bosch (editor): SOS – Secrets of Opening Surprises Vol. 10.
Alkmaar: New in Chess, 2008. 143 pagina’s. € 19,95
In het eerste hoofdstuk geeft Jeroen Bosch de SOS-files, aanvullingen op artikelen uit vorige afleveringen, en maakt de winnaar van de SOS-prijs bekend voor de beste partij met een SOSvariant. Vervolgens zestien bijdragen met verrassingen van uiteenlopende kwaliteit: van eendagsvliegen tot nieuwtjes van groter belang. Dit deel bevat bijdragen van onder anderen Rogozenco, Reinderman, Mikhalchishin, Khenkin, Tiviakov en Navara.
New In Chess Yearbook 90.
Alkmaar, 2009. 246 pagina’s. € 26,95.
In de forumdiscussie worden enkele nieuwtjes uit het laatste Corus-toernooi op hun merites beoordeeld. De surveys van 33 openingsvarianten bevatten bijdragen van onder anderen A. Kuzmin, Marin/Stoica, Eingorn, Moskalenko, Lukacs/ Hazai en Avrukh. Tenslotte bespreekt Glenn Flear vijf actuele openingsboeken.
Matten nr. 5, Schaakverhalen.
Alkmaar: New in Chess, 2008. 127 pagina’s. €11,95.
In dit nummer een uitvoerig portret van Berry Withuis. Aan de hand van verhalen en anekdotes schetst Lex Jongsma de betekenis van ‘het genie Withuis’ voor het Nederlandse schaken in de periode van 1955 tot 1990. Zo introduceerde hij de Persdienst die ervoor zorgde dat de belangrijkste toernooien in Nederland (Hoogovens en IBM-toernooi ) in bulletins en toernooiboeken werden vastgelegd. Aansluitend op het Hoogovenstoernooi organiseerde hij jarenlang de V&D simultaantoernee die honderden schakers in staat stelde tegen een grootmeester te spelen. Met het leerboek Jeugdschaak (1972) gaf hij een eerste aanzet voor het schaakonderwijs aan jongeren. Het is een greep uit de vele activiteiten die Withuis ontplooide. Dit en nog veel meer valt te lezen in het kleurrijke artikel van Lex Jongsma. Op vrijdag 16 januari jl. , de dag van de opening van het Corus-toernooi, overleed deze belangrijke figuur voor het Nederlandse schaakleven op 88-jarige leeftijd. (foto Withuis). Verder aandacht voor twee voormalige wonderkinderen, Judit Polgar en Teimoer Radjabov. Ton Timman legt uit hoe hij zijn broer Jan heeft leren schaken. Michael Ehn beschrijft uitvoerig de roemrijke geschiedenis van het Café de la Régence in Parijs. De rubriek Het Notatieformulier bevat een nostalgisch verhaal over een partij tussen Lodewijk Prins en Constant Orbaan. Een prachtig nummer voor schaaklezers.
Van Ignace Vandecasteele ontvingen wij:
SchaakStudieSpinsels verzonnen en gesponnen door Ignace Vandecasteele.
Arves, Tongeren, 2008. 301 pagina’s. € 20.
Vijftig jaar geleden kwam Ignace Vandecasteele in aanraking met de eindspelstudie toen hij de composities uit het boek Schaakstukken spelen U voor samengesteld door Hans Bouwmeester naspeelde. Het was voor de auteur liefde op het eerste gezicht. Onder het motto ‘De eindspelcompositie is de poëzie van het schaakspel’ begon hij studies te componeren. In de loop der jaren heeft hij een eerbiedwaardig oeuvre opgebouwd. Opmerkelijk is dat Vandecasteele nooit een partijspeler is geweest. Dit fraai uitgegeven boek omvat al zijn eerder gepubliceerde eindspelstudies en verscheidene recente originele composities (ruim tweehonderd in totaal). Een boeiend boek voor liefhebbers van dit genre.
Van Jurgen Stigter ontvingen wij:
Hans Holländer, Ulrich Schädler (Hrsg.): Scacchia Ludus. Studien zur Schachgeschichte
Band 1. Editions feenschach-phénix.
Aachen, 2008. 616 pagina’s. € 55
Dit fraai gebonden boek met kleurenillustraties bevat de volgende onderwerpen: Yuri Averbakh – The history of Shatranj; Ulrich Schädler – Antike Brettspiele und frühe Schachvarianten; Alessandro Sanvito – Italienische Schachmanuskripte des 11. bis 17. Jahrhunderts; Hans und Barbara Holländer – Das Schachspiel in literarischen Texten des Mittelalters; Michael Ehn – Regelwerk im Wandel. Vier Mikroskopien zum Übergang vom mittelalterlichen zum neuzeitlichen Schach; Hans Holländer – Das Schachspiel in der Literatur der Neuzeit und Moderne; Ernst Strouhal und Brigitte Felderer – Kempelens Schachspieler. Quellenstudien zur Rezeptionsgeschichte des “Türken” 1769-1804; Hans Holländer – Das Schachspiel als Metapher, Struktur und Modell imaginärer Welten; Ken Whyld – The Development of Chess Theory (summary); Franco Pratesi – Chess Theory. Its Structure and Evolution; Yuri Averbakh – On the History of Endings; Hans Holländer – Schach und Mathematik; Gerhard Josten – Schach und Computer.
Van de Duitse uitgeverij Joachim Beyer ontvingen wij de volgende uitgaven:
Max Euwe, Walter Meiden: Meister gegen Meister. Joachim Beyer Verlag.
Hollfeld, 2008. 225 pagina’s. € 20,80.
In het laatste deel van deze serie worden 25 grootmeesterpartijen uit het begin van de jaren ’70 besproken. In de inleiding worden de denkwijze en de verschillen in speelstijl van de grote meesters besproken. Tevens wordt aangegeven hoe de lezer de partijen het beste kan bestuderen. Gekozen is voor ontmoetingen van hoog niveau, zelfs twee partijen uit de tweekamp tussen Spasski en Fischer komen aan de orde. Er is een grote variatie in openingskeuze waardoor veel verschillende stellingstypen de revue passeren. Alle fasen van de partij worden uitgebreid geanalyseerd en het spel wordt zo goed mogelijk voor amateurs inzichtelijk gemaakt. Deze derde druk werd door Fide-meester Gerd Treppner herzien. Nog altijd een uitstekend leerboek!
Gerhardt Schmidt: Zentrumsformen. Strategie für die Schachpraxis.
Hollfeld: Joachim Beyer Verlag, 2008. 183 pagina’s. €16,80.
In deze uitgave over strategie behandelt de auteur de volgende thema’s: vastgelegde pionnenformaties in het centrum, flexibele pionnenstructuren zoals de hangende pionnen, het open centrum en de minoriteitsaanval die uit de ruilvariant van het Klassiek-Damegambiet kan ontstaan. In het laatste hoofdstuk komen twaalf partijen van Kramnik aan de orde. Na de opening of in het middenspel geeft de auteur een stellingsoordeel en analyseert het vervolg voor zover dat voor het behandelde thema van belang is. De analyses zijn nogal summier en varianten laat hij zo veel mogelijk achterwege. Zo lukt het de auteur 132 partijen in 183 pagina’s te behandelen. Een partijenregister ontbreekt. Geschikt voor spelers met een rating vanaf 1900.
Günter Lossa: Schach lernen.
Hollfeld: Joachim Beyer Verlag, 2008. 192 pagina’s. € 19,80.
In dit boek voor beginners worden, het zal niemand verbazen, eerst de spelregels behandeld. Hoe verloopt nu een echte schaakpartij? Lossa laat twee van zijn partijen zien waaronder een vluggertje tegen Tigran Petrosian. Tenslotte geeft de auteur vijftig matcombinaties. Deze uitgave is bedoeld voor de Duitse markt.
Van Hebert Perez Garcia ontving het MEC Ajedrez uruguayo (1880-1980), de geschiedenis
van het schaken in Uruguay, geschreven door Hector Silva Nazzari.
Jubileumboeken:
Sjaak Pielaet: Een halve eeuw bedenktijd. 50 jaar schaakclub Bergen 1958-2008.
239 pagina’s. € 7,50
Het samenstellen van een jubileumboek van een schaakvereniging is geen sinecure. Het is tijdrovende bezigheid en hoeveel mensen hebben er belangstelling voor? De leden en oudleden van de club en een aantal verzamelaars. En daar blijft het dan wel bij. Toch zijn er nog altijd schakers die bereid zijn tijd en energie te spenderen aan het boekstaven van de geschiedenis van hun club. Onlangs verscheen ter gelegenheid het 50-jarig bestaan het jubileumboek van de schaakclub Bergen, samengesteld door Sjaak Pielaet. Het bevat wel zo ongeveer alles wat in een jubileumboek hoort te staan. De ontstaansgeschiedenis van de club, aandacht voor de hoogtepunten van de vereniging, een eregalerij voor de clubkampioenen en markante leden, anekdotes en sterke verhalen, een aantal leuke partijen en een overzicht van de interne en externe competitie. Het geheel is verlevendigd met illustraties en limericks. Het laatste hoofdstuk bevat een overzicht van alle leden (348) die ooit bij de club hebben gespeeld. Het bekendste en tegelijk minst populaire lid van schaakclub Bergen is ongetwijfeld Arnfried Pagel. Hij wordt lid in 1973 en zorgt door zijn opvallende gedrag voor de nodige commotie. Het duurt enige tijd voordat men er achter komt wie men in huis heeft gehaald: een multimiljonair die rijk is geworden door de uitvinding van het zgn. Pagel-beton. Het lukt Pagel niet zich een vaste plaats in het eerste team te verwerven en eind jaren ’70 besluit de betonmagnaat de Koningsclub op te richten. Vanuit de 4e klasse onderbond van de NHSB begint hij aan zijn lange mars naar de landelijke hoofdklasse, die hem de landstitel en eeuwige roem moet opleveren. Om niets aan het toeval over te laten trekt hij een grootmeester aan (Lev Alburt), aangevuld met meesters en hoofdklassers. De clubs uit de regio moeten niet worden verslagen maar verpletterd. Na enkele promoties staat de wedstrijd Schaakclub Bergen tegen de Koningsclub op het programma. Op 11 maart 1982 vindt de ongelijke strijd plaats onder meer dan normale belangstelling en ook de plaatselijke pers is present. De ene na de andere Bergenaar wordt opgerold. Het lukt één speler de tijdcontrole te halen: Sjaak Pielaet in zijn gevecht tegen de Poolse grootmeester Kuligowski. Tijdens de partij biedt Pielaet zijn tegenstander in zijn beste Pools een consumptie aan. Na de vijfde keer krijgt hij een dodelijke blik toegeworpen en bijt Kuligowski hem toe: ‘Waarom noem me je steeds een varken?’ Bij het afbreken staat Pielaet verloren maar hij wil de partij graag uitspelen want ‘je krijgt niet vaak de gelegenheid een grootmeester twee avonden bezig te houden!’ Het uitspelen van de partij komt de Poolse grootmeester ongelegen want, zoals tijdens de onderhandelingen over een datum blijkt, Kuligowski is onderweg naar Amerika. Een voorstel van Pagel om de zaak financieel te regelen wordt door Pielaet afgeslagen. En zo zitten de heren twee weken later weer tegenover elkaar onder het toeziend oog van een fotograaf van De Telegraaf en vele andere belangstellenden. Er volgen nog een vijftiental zetten voordat Pielaet opgeeft. De volgende dag staat er een foto op de voorpagina van de krant onder de kop ‘Peperduur partijtje schaak’. Het kost een lieve duit (een slordige 5000 gulden) maar dan heb je ook wat: een 8-0 overwinning op Schaakclub Bergen!
Nooit vergeten afgebroken partijen. Schaakclub Vianen 1933-2008.
62 pagina’s.
In plaats van het traditionele jubileumboek doet schaakclub Vianen een poging de herinnering aan de afgebroken partij te laten herleven. Sinds de opmars van de computer in de jaren negentig is deze uit de toernooipraktijk verdwenen. Afgebroken partijen werden door sommigen ervaren als een interessante mogelijkheid zich grondig in het schaakspel te verdiepen. Anderen hadden er een gruwelijke hekel aan. Beroemde spelers uit het verleden hebben er indringende verhalen over geschreven. De oproep van de club uit Vianen (bij Utrecht) voor het insturen van verhalen werd vergezeld met het uitdrukkelijk verzoek geen diagrammen en schaaktechnische analyses toe te voegen. De verstrekkende gevolgen van dit verzoek worden al duidelijk in de eerste bijdrage van Jan Timman. Een interessant verhaal over een afgebroken partij van Timman tegen Velimirovic uit het interzonale toernooi in Rio de Janeiro 1979, komt door het weglaten van een diagram volledig in de lucht te hangen. Dat een diagram vaak verhelderend kan werken, is de redactie van dit boekje blijkbaar ontgaan. Jammer, een gemiste kans!