Gepubliceerd op 9 april 2020

Michael (Mickey) Adams

Adams

 

English

De miereneter is familie van de luiaard. Dat lijkt geen aanbeveling voor een schaakspeler, maar geduld en onverstoorbaarheid zijn goede eigenschappen in de harde wereld van het professionele schaak!
De stijl van Adams is goed gekarakteriseerd door Boris Gelfand (nadat hij wel eerst even de onderlinge match gewonnen had…). “Prima ontwikkeld positiespel, gekoppeld aan uitstekend rekenvermogen.” Dat laatste vindt Mickey overigens zelf eerder een zwakte, volgens een interview in Kingpin! Zijn concentratie en koelbloedigheid daarentegen zijn stevige pluspunten. In tegenstelling tot Nunn (die praktisch na elke zet gaat wandelen) is Adams meestal gekluisterd aan het bord (“ik sta pas op van het bord als er niets meer te zien is”). Daarmee is hij in goed gezelschap: Fischer had ook die gewoonte.

Van de meeste topspelers zijn maar weinig partijen uit hun jeugd bekend. Zo vermeldt Speelman enkele Juvenilia in zijn ‘Best games’, maar bij de eerste daarvan was hij al twaalf. Adams is daarop (samen met Judit Polgar) een uitzondering: hij schreef twee boeken, samen met zijn vader. Met name het eerste daarvan (Development of a Grandmaster) geeft een interessant kijkje in zijn vroegste ontwikkeling. Hoewel de meeste woorden van zijn vader stammen, zijn de inzichten van de nieuwbakken grootmeester die terugkijkt heel vermakelijk. En tegelijkertijd leerzaam!

Adams had – en heeft – een beperkt openingsrepertoire. Met wit e4, en met zwart e5 (tegen e4) en Nimzo- en Dame-Indisch (tegen d4). In het huidige tijdsgewricht is Maxime Vachier-Lagrave een aanhanger van deze opvatting, net zoals vroeger Genna Sosonko in Nederland. In zijn jeugd heeft Adams zich wel bezondigd aan de Draak, maar die werd al snel ingeruild voor het Frans en de Caro-Kann, en later het Spaans en Russisch. Dat lijkt misschien een beperking, maar zoals Nunn ooit schreef: e5 kan tot bijna elk soort positie leiden!
De ultieme test van een topspeler (Adams was een tijdlang vierde van de wereld) is: hoe breng je het er tegen de wereldkampioen vanaf? Wat dat betreft laat Adams twee gezichten zien. Tegen spelers die een verwante stijl hebben (Karpov, Kramnik en Carlsen) ging het hem prima af. Carlsen, wanneer die met wit speelde, was meestal een brug te ver, maar Adams was niet de enige die daarmee zat. Tegen Kasparov en Anand daarentegen was het steeds zwoegen en dat leverde met beide kleuren zware minscores op.

Vanuit eigen ervaring kan ik melden hoe het is tegen zulke topspelers aan te treden. Zo kan ik me nog goed de partij tegen Grischuk heugen (WK Fischer Random te Mainz) waar hij me op kaatsende lopers trakteerde. Tegen Adams heb ik het drie keer mogen proberen. In de halve finale van het Kilkenny Pandemonium bereikte ik een zeer goede stelling met zwart in de Rauzer, die Adams eerst keurig verdedigde en daarna genadeloos afmaakte. Daarna had de tweede partij een typisch verloop: hij neutraliseerde al mijn pogingen tot complicaties en liet grootmoedig toe dat ik met enige moeite een remise-eindspel bereikte.
In onze enige serieuze partij, een paar jaar later, liet hij me eerst vrolijk uitrazen, incasseerde een aantal pionnetjes en sloeg vervolgens mijn koningsstelling aan barrels. Toen ik hem later op het vliegveld trof, hadden we nog even een aangenaam ‘Nachmachdeutsch’. Zijn vrouw (de actrice Tara MacGowran) was verrast haar man in een geanimeerd gesprek aan te treffen met een volslagen vreemdeling. “I played him in the first round” was voldoende uitleg voor haar… (PvV)

Michael Adams

The ant-eater is related to the sloth. This doesn’t seem like a good recommendation for a chess player, but patience and unflappability are good characteristics in the tough world of professional chess!

The style of Michael Adams was aptly characterized by Boris Gelfand (after he had won their mutual match, that is…): ‘Highly developed positional play, coupled with excellent calculating ability.’ By the way, Mickey himself thinks that the latter is one of his weaknesses, according to an interview in Kingpin! His concentration and cold-bloodedness, however, are solid assets. Contrary to John Nunn (who takes a stroll after practically every move), Adams is mostly chained to the board (‘I only get up from the board when there’s nothing more to see’). And he is in good company: Bobby Fischer had the same habit.
Of most top players, not many games are known from their childhood days. Jonathan Speelman, for instance, mentions a few ‘juvenilia’ in his Best games book, but he was already twelve when he played the first of them. Adams (and also Judit Polgar) is an exception: he wrote two books together with his father. Especially the first of these (Development of a Grandmaster) offers an interesting look into his earliest development. Even though most of the text was written by his father, the insights of the fresh grandmaster looking back are very entertaining – and instructive at the same time!

Adams had – and still has – a limited opening repertoire. With white he plays 1.e4, and with black 1…e5 (against 1.e4) and Nimzo- and Queen’s Indian (against 1.d4). At the current juncture, Maxime Vachier-Lagrave is an adherent of this approach, like Genna Sosonko was in the Netherlands in bygone days. In his youth, Adams has been known to be guilty of playing the Dragon, but this was soon exchanged for the French and the Caro-Kann, and later the Ruy Lopez and the Petroff. This may appear limited, but as Nunn once wrote: 1…e5 can lead to almost any kind of position!

The ultimate test of a top player (Adams was ranked fourth in the world for a considerable amount of time) is: how can you stand up against a World Champion? In this respect, Adams shows two faces. Against champions with a similar style (Karpov, Kramnik and Carlsen), he did fine. Playing Carlsen with black was often a bridge too far, but Adams wasn’t the only one with that problem. Against Kasparov and Anand, on the other hand, he often had a hard time, resulting in heavy minus scores with both colours.

From my own experience I can tell you what it is like to face such top players. For example, I remember very well my game against Alexander Grischuk (WCh Fischer Random in Mainz), in which he treated me to bouncing bishops. I’ve had the occasion to play against Adams three times. In the semifinal of the Kilkenny Pandemonium I obtained a very good position with black in the Rauzer, where Adams first defended very neatly, and then killed me mercilessly. Then the second game followed a typical course: he neutralized all of my attempts to complicate, and then generously allowed me to reach a drawn ending with some trouble.

In our only serious game, a few years later, he took it easy, first letting me blow off steam, then cashing in a couple of pawns, and finally smashing my king’s position to smithereens. When I met him at the airport later, we had a pleasant ‘Nachmachdeutsch’ for a while. His wife (the actress Tara MacGowran) was surprised to find her husband engaged in animated conversation with a perfect stranger. ‘I played him in the first round’ was sufficient explanation for her… (PvV)