In de tijd waarin de Sovjetspelers de schaakwereld op bijna verpletterende wijze leken te overheersen was de Hongaarse grootmeester Lajos Portisch een van de weinige niet-Sovjets die gelijke tred wist te houden. Met zijn stabiele positionele stijl was hij van de jaren zestig tot eind jaren tachtig van de twintigste eeuw een vaste waarde in de top van de schaakwereld.
Eigenlijk is het een wonder dat hij het zo ver bracht, want hij leerde pas schaken toen hij al twaalf jaar was. Volgens de huidige opvattingen sta je dan al op een onoverbrugbare achterstand. Dat lag vroeger, we hebben het over de late jaren veertig, anders, maar misschien heeft die late start er wel toe geleid dat hij net niet de stap naar de wereldtitel heeft kunnen maken. Toen hij in zijn geboorteplaats Zalaegerszeg begon met schaken waren daar geen schaakboeken en de paar schaakklokken die er op de schaakclub waren werden voor de jongeren verborgen gehouden, vertelde hij in een interview met ChessBase. Vluggeren zat er dus niet in. Daarom is hij altijd een matige rapidspeler en snelschaker gebleven en was hij in zijn eerste jaren tactisch zwak.
Toch moet hij in de jaren daarna veel hebben opgestoken want in 1955, hij was toen achttien, mocht hij meespelen in het wereldjeugdkampioenschap in Antwerpen. Hij eindigde als vierde, achter winnaar Spasski. Nog in datzelfde jaar plaatste hij zich voor het Hongaarse kampioenschap en was het duidelijk dat hem een carrière als beroepsschaker wachtte. Dat vond hij zelf ook wel, de studie economie in Boedapest waaraan hij was begonnen, gaf hij al na een maand op.
Het zou een meer dan glanzende loopbaan worden. Op zijn hoogtepunt reikte hij tot de derde plaats op de wereldranglijst. Een niet onaanzienlijk deel van zijn carrière speelde zich af in Nederland waar hij in de jaren zestig en zeventig een vaste gast was. Negen keer speelde hij mee bij Hoogovens, waarvan hij er vier won. Ook bij IBM en Interpolis was hij succesvol.
De echt grote successen vinden we bij de Olympiades en de strijd om de wereldtitel. Portisch speelde tussen 1962 en 1993 in twaalf achtereenvolgende interzonale toernooien en plaatste zich in de jaren 1965-1988 acht keer voor de cyclus om de wereldtitel. Hij bracht het twee keer tot de halve finale van de kandidatenmatches. Bij de schaakolympiades vestigde hij een record door in de periode 1956-2000 aan twintig olympiades mee te doen, waarvan dertien keer aan het eerste bord. Het absolute hoogtepunt was de Olympiade van 1978 in Buenos Aires waar Hongarije de onaantastbaar geachte Sovjet-Unie voor bleef en de eerste plaats veroverde. Met een score van 10 uit 14 aan het eerste bord droeg Portisch daar substantieel aan bij. In totaal speelde hij 260 Olympiadepartijen.
In de jaren tachtig begon Portisch in te zien dat hij weliswaar nog steeds tot de wereldtop behoorde, maar nooit wereldkampioen zou worden. Hij besloot een oude liefde op te pakken, de muziek. Hij werd met muziek opgevoed, speelde al vroeg viool en hield ervan te zingen, maar in zijn geboorteplaats zat echte les er niet in. Zijn eerste zanglessen kreeg hij pas toen hij naar Boedapest verhuisde, maar omdat hij als schaker doorbrak hield hij daar op zijn achttiende mee op, net als met zijn studie economie. Pas in 1985, toen hij 48 was begon hij alsnog serieus zang te studeren. Zijn zwaartepunt lag bij het klassieke liedrepertoire, met een voorliefde voor het Duitstalige werk van Schubert en Schumann. Hij zag nog wel een parallel tussen het schaken en de muziek. “In het schaken ben ik een vechter en mijn krachtige stem is geschikt voor opera’s van Wagner – ik ben om het zo te noemen een Wagner-bariton.” Inderdaad, voor Wagner heb je kracht en uithoudingsvermogen nodig.
Zijn late zangstudie heeft alsnog tot openbare optredens geleid, onder andere in de kleine zaal van de Hongaarse Opera.
Ook bij schaaktoernooien heeft Portisch wel eens gezongen. In Nederland werd hij dan soms op de piano begeleid door Hans Bouwmeester, eveneens een liefhebber van klassieke muziek.
Ziet iemand die zo met de muziek verbonden is het schaken dan misschien vooral als een kunst? Dat toch niet. “In het schaken telde de overwinning voor mij altijd als eerste”, heeft hij eens gezegd. “Ook als een partij een grote fout bevat ben je tevreden als je wint.” (MbdW)
Lajos Portisch: sound and musical
In a time when the Soviet players seemed to dominate the chess world in an almost overwhelming way, the Hungarian grandmaster Lajos Portisch was one of the few non-Soviets who managed to keep pace. With his solid positional style, he was a fixed value in the top of the chess world from the 1960s to the late 1980s.
Actually it was a miracle that he came thus far, because he only learned chess at twelve. According to today’s views, that would be an unbridgeable gap. In those times – we are talking about the late 1940s – things were different, but maybe this late start was the cause that he just failed to make the final step to the world title. When he started playing chess in his birthplace Zalaegerszeg, there were no chess books there, and the few chess clocks that were available on the chess club were kept hidden from the younger players, as he said in an interview with ChessBase. So, playing blitz was not possible. As a result, he always remained a mediocre rapid and blitz player, and he was tactically weak in his early years.
Still, in the years after that he must have learned a lot, since in 1955, when he was eighteen, he was allowed to compete in the World Junior Championship in Antwerp. He ended fourth, behind the winner Boris Spassky. Still in the same year, he qualified for the Hungarian Championship, and it was clear that a career as a professional chess player lay before him.
Portisch himself thought so as well: he gave up the economy study he had started in Budapest after one month already.
It turned out to be a more than glorious career. At his peak, Portisch reached third place on the world’s ranking list. A not insignificant part of his career took place in the Netherlands, where he was a regular guest in the 1960s and 1970s. He participated at Hoogovens nine times, winning the tournament four times. He was also successful at the IBM and Interpolis tournaments.
However, his really great successes can be found at the Olympiads and the struggle for the world title. Between 1962 and 1993, Portisch played in twelve consecutive Interzonal tournaments, and from 1965-1988 he qualified eight times for the World Championship cycle, twice making it to the Semifinals of the Candidates Matches. He also set a record by competing in twenty Olympiads during the period between 1956 and 2000, playing on first board thirteen times. His absolute high point was the 1978 Olympiad in Buenos Aires, where Hungary emerged ahead of the Soviet-Union, who were considered unassailable, and conquered the first prize. With a 10 out of 14 score on first board, Portisch’s contribution to this victory was substantial. In total, he played 260 Olympiad games.
In the 1980s, Portisch started to realize that, despite still belonging to the world top, he would never become World Champion. He decided to pick up an old love again: music. He had been raised with music, played the violin at an early age, and liked singing, but he couldn’t get any really serious lessons in his place of birth. He only got his first singing lessons after he had moved to Budapest, but stopped at eighteen as he was breaking through as a chess player, just as he stopped his economy study. It was not until 1985, when he was 48, that he finally started seriously studying singing. He concentrated on the classical song repertoire, having a penchant for the German-language works by Schubert and Schumann. He also spotted a parallel between chess and music: ‘In chess, I am a fighter, and my powerful voice is suited for Wagner’s operas – I am what you could call a Wagner baritone.’ Indeed, to sing Wagner you need power and stamina.
His late singing study even led to several public performances – in the small venue of the Hungarian Opera, among others.
Portisch has performed as a singer at chess tournaments, too. In the Netherlands, he was sometimes accompanied on the piano by Hans Bouwmeester, who is a lover of classical music as well.
When you have such an intimate connection with music, perhaps then you also regard chess mainly as an art? No, Portisch doesn’t. ‘In chess, victory always came first for me,’ he once said. ‘Even if a game contains a big mistake, you’re still satisfied when you win.’ (MbdW)