Gepubliceerd op 20 oktober 2020

Johan van Mil

Van Mil

English

Een vreedzame kabouter, Rupert? Dat is niet de gewone uitstraling van een schaker hoor! Nu was Johan ook bepaald niet een doorsnee schaker. In het In Memoriam nummer van De Raadsheer – het clubblad van de Schaakvereniging Eindhoven, waar Johan praktisch zijn hele schaakleven lid was tot zijn veel te vroege dood in 2008 – vertelt Frans Kuijpers hoe Johan als vijftienjarig jochie zijn nieuwe adres had opgespoord en naar hem was toe gefietst vanuit Woensel om “een partij te schaken”. Het bleef bij een kopje thee die keer…

Net zoals bij Genna Sosonko was er een groot verschil tussen Johan aan het bord of buiten het bord. Buitengewoon beminnelijk en vriendelijk daarbuiten, als speler meedogenloos. Voor zijn schaakvrienden was dat vaak verwarrend. Was je net op leven en dood bevochten, bij de analyse kon Johan je alweer opbeuren!

Zijn internationale carrière begon begin jaren tachtig. Veel Nederlandse hoofdklassers beseften toen dat ze eerst sterker moesten worden alvorens ze een kans maakten om uitgenodigd te worden voor de Nederlandse toernooien. Italië, Denemarken, Groot-Brittannië, Hongarije, België, Duitsland, Zwitserland, Israël en wellicht nog meer werden bezocht in de jacht op meesternormen. Daarbij was de van kind af aan zwakke gezondheid van Johan natuurlijk een grote handicap. Soms moest hij in een toernooi een ronde laten schieten voor een tussentijds ziekenhuisbezoek, om dan de volgende ronde weer gewoon aan te treden…

Een eerste bewijs van zijn kunnen gaf Johan af in het OHRA-toernooi van 1982 in Amsterdam. Als invaller toegelaten velde hij in de eerste ronde meteen Hein Donner: met zwart nog wel. Daarna werd hij weer teruggedrukt, onder andere door een nederlaag tegen de latere winnaar Nigel Short. Maar zie daar, een tussensprintje leverde bijna genoeg punten op voor een meesterresultaat. Daarvoor was alleen nog een halfje nodig in de laatste ronde tegen Miles, die geen geweldig toernooi speelde. Die wist dan ook helemaal niets te bereiken, maar speelde als een professional wel gewoon door. De prijsuitreiking begon, en ze waren nog steeds aan het spelen. Uiteindelijk won Miles natuurlijk. Dat handwerk heeft Miles nooit verleerd…

Gelukkig scoorde Johan meteen daarna in Kopenhagen wel een meesternorm. In 1984 veroverde hij de meestertitel en bleef veel spelen, op weg naar de grootmeesternormen. Die heeft Johan nooit gehaald, al scheelde het soms weinig. In het begin van de jaren negentig was Johan op zijn sterkst. Hij speelde toen drie keer mee in het NK – voor het eerst in 1984 overigens, maar dat kwam duidelijk nog te vroeg. Johan’s beste resultaat was een vierde plaats in 1991: een thuiswedstrijd voor Johan, want dat jaar werd het NK verspeeld in het PSV-stadion! Daarnaast was zijn meest aansprekende resultaat ongetwijfeld het winnen van het Open NK in 1993.

Met het ‘jonge jongens team’ van Eindhoven beleefde hij een sprookje in het midden van de jaren tachtig. Eerst landskampioen in 1984, en toen een zegetocht door de Europacup. Roemeense en Spaanse tegenstanders werden met bloed, zweet en tranen verslagen. ‘Sterrenteam’ is het verslag dat Jules Welling daarvan maakte: er moest uiteindelijk een Russisch topteam met onder andere Joesoepov en Toekmakov aan te pas komen om de ‘jonge jongens’ te stoppen.

Was Johan alleen schaker? Nee, ook zijn journalistieke werk was zeer uitgebreid. Na een aantal jaren schrijven in vooral lokale media, richtte hij in 1986 samen met anderen Schaaknieuws op, jarenlang de wekelijkse bron van actueel nieuws voor de Nederlandse schaker.

Maar zelf zal Johan altijd het jaar 1989 met stip hebben aangemerkt: toen leerde hij zijn latere vrouw, Erika Sziva, kennen. Een sterke Hongaarse speelster: ze zou later maar liefst vijfmaal Nederlands kampioen worden. Ze speelden samen in teams, kregen twee zoontjes (Alex en Nico) en begonnen een schaakboekhandel – De Beste Zet.

En wat heb ik zelf tegen Johan laten zien? Nou, dat was makkelijk: wie van ons wit had won… Komisch genoeg hebben we dezelfde openingen met zwart gespeeld. Op e4 de Siciliaanse Taimanov met Pg8-e7: een variant voor fijnproevers, waarbij we altijd heel blij waren met een nieuwe partij van de bedenker, Mark Taimanov – vaak waren de problemen dan weer even opgelost! Tegen d4 verdedigden we ons eerst met Grünfeld-Indisch, daarna met de Hollandse Leningrader. Aan mijn laatste opening, het Klassieke Damegambiet, is Johan niet meer toegekomen… (PvV)

Johan van Mil

A peace-loving hobgoblin, Rupert? That’s not a regular impression made by an average chess player, you know! On the other hand, Johan was certainly not an average chess player. In the ‘In Memoriam’ issue of De Raadsheer (= The Bishop, the club bulletin of the Eindhoven chess club, of which Johan was a member for practically his entire chess life until he died much too early in 2008), Frans Kuijpers recounts how Johan as a fifteen-year-old kid traced his new address and rode there on his bike from his home town Woensel to ‘play a chess game’. A cup of tea was all he got on that day…

Just like Genna Sosonko, at the board Johan was quite a different man than away from the board. He was an exceptionally amiable and kind man, but as a player he was relentless. This was often confusing for his chess friends. Right after a struggle to the death, Johan could already be cheering you up during the post-mortem!

His international career started in the early 1980s. Many Dutch first league players realized in those days that if they wanted to have a chance to be invited for the Dutch tournaments, they had to become stronger players first. They visited Italy, Denmark, Great Britain, Hungary, Belgium, Germany, Switzerland, Israel and perhaps also other countries, to hunt for master norms. Of course, Johan’s health, which had been delicate since his childhood, was a great handicap here. Sometimes he had to skip a round during a tournament to pay a visit to the hospital, after which he would turn up for the next round as if nothing had happened…

Johan gave a first demonstration of his ability in the 1982 OHRA tournament in Amsterdam. He was admitted to the event as a substitute, but in the first round he immediately brought down Hein Donner – with black. After that he was pushed back by, among others, a defeat against the eventual winner, Nigel Short. But lo and behold, a surge yielded him almost enough points for a master norm. He only needed half a point in the final round against Tony Miles, who hadn’t had a great tournament thus far. And sure enough, Miles didn’t achieve anything for a long time – but, being a true professional, he kept playing on. The prize-giving started, and they were still playing. Eventually, of course, Miles did win. He never lost the hang of that handiwork…

Fortunately, Johan scored a master norm in Copenhagen immediately after this. He conquered the master title in 1984 and kept playing frequently, fighting for grandmaster norms. Johan never made any of those, though sometimes he got close. He had his strongest period in the early 1990s. He participated in the Dutch Championship three times – his first championship was already in 1984, by the way, but that was clearly too early for him. Johan’s best result was fourth place in 1991, when he was playing on home turf – in that year the championship was played in the PSV stadium! Besides that, his most appealing result was without doubt his victory in the Dutch Open in 1993.

With the Eindhoven ‘Young Boys’ team, he underwent a fairy-tale adventure during the mid-1980s. First the team won the national championship in 1984, and then they blasted their way through the European Cup. Romanian and Spanish opponents were beaten with blood, sweat and tears. ‘Star team’ was the title of the report made by Jules Welling: in the end, it took a Russian top team featuring Artur Jussupow and Vladimir Tukmakov to stop the ‘Young Boys’.

Was Johan only a chess player? No, he was also very productive as a journalist. After having written mainly in local media for a number of years, he started the magazine Schaaknieuws together with a few others in 1986. For many years, this was the weekly source of topical news for Dutch chess players.
But probably Johan always marked the year 1989 with a bullet for himself. In that year he met his later wife Erika Sziva. She was a strong chess player from Hungary who became Dutch Women’s Champion five times later on. They played together in teams, got two sons (Alex and Nico) and started a chess bookstore called ‘De Beste Zet’ (= The Best Move).

And how did I fare against Johan? Well, simple: whoever of us was White would win… Funnily enough, we played the same openings with black. Against 1.e4, the Taimanov Sicilian with …Ng8-e7, which is a variation for connoisseurs, and we were always very glad to see a new game by its inventor, Mark Taimanov – that would often solve our problems for a while! Against 1.d4 we first defended with the Grünfeld Indian, and later with the Leningrad Dutch. Alas, Johan never got around to playing my latest opening, the Classical Queen’s Gambit… (PvV)