Gepubliceerd op 23 februari 2012

Het zeventiende schaakstuk

Presteren betekent presenteren: je laat in de arena zien wat je kunt. Schaakprestaties worden bepaald door schaaktechnische kwaliteiten, fysieke conditie, mentale aspecten en toeval. Zelfkennis, zelfmanagement en mentale vaardigheden kun je ontwikkelen via training. Een schaker kun je zien als het zeventiende schaakstuk. Hoe hij zich gedraagt, kleurt hij zelf in.

Dit verhaal bestaat uit een beschouwing over mentale training en schaken, interviews met KNSB-bondscoach GM Vladimir Chuchelov en KNSB-talentcoach Dolf Meijer, de mental coach methode van Anne-Marie Benschop en de beschrijving van een aantal mentale trainingsvormen. Na een literatuurlijst vermeldt een bijlage de inhoud van enkele boeken over schaakpsychologie.

Het ontwikkelen van productieve denkroutines is de sleutel tot succesvol denken.
Om te presteren moet een schaker een aantal mentale kwesties op orde hebben als zelfkennis, zelfvertrouwen, zelfspraak, motivatie, concentratie, besluitvaardigheid, spanningsregulatie en incasseringsvermogen.
Het denken van een schaker is een complex proces omtrent een complexe denksport. Het gebeurt bewust en onbewust, beheerst en onbeheerst, gestructureerd of minder gestructureerd. Daarbij spelen waarnemen van patronen en relaties daartussen, het geheugen, redeneren, toepassen van heuristieken (vuistregels), zoekstrategieën, rekenen, nemen van beslissingen en  intuïtie (onbewuste kennis en redeneren) een rol.
De kwaliteiten van het brein worden beïnvloed door aanleg (nature) en ontwikkeling (nurture).
De kwaliteit van het schaakdenken wordt mede beïnvloed door de fysieke conditie van een speler: wie moe is kan zich slechter concentreren en moeilijker kennis herinneren. De fysieke conditie wordt onder meer beïnvloed door lichamelijke sport, slaap, voeding en energiemanagement.
Schakers ontwikkelen een bepaalde denkwijze die bijvoorbeeld gekenmerkt wordt door meer of minder verifiëren (klopt het wel) of falsificeren (klopt het niet), materialistisch denken,  zelfdiscipline, zelfspraak of snel geïrriteerd raken.
Een essentiële vraag is hoe constructief een schaker omgaat met tegenslagen. Om succesvol te zijn moet een schaker zichzelf reëel onder ogen zien en volledig geconcentreerd zijn op zijn partij.
Wie zich wil ontwikkelen doet er goed aan te denken over zijn eigen denken (metacognitie). Daar maakt niet iedere schaker een gewoonte van.

Anand

De huidige wereldkampioen GM Viswanathan Anand heeft duidelijk oog voor wat de psychologische wetenschap te bieden heeft. In zijn lezing ‘Building a beautiful Mind’ (lezing NIIT University 2011, video YouTube) spreekt hij onder meer over de stimulerende invloed van een artistiek milieu, de rol van hersenhelften, het zichzelf ontwikkelende brein, serendipity (openstaan voor onverwachte ervaringen), de rol van het onbewuste en bisociatie (dwarsverbanden leggen), de invloed van emoties, het stimuleren van het geheugen, het belang van zelfbeheersing, simuleren van wedstrijdomstandigheden in trainingen en risico’s nemen. Samengevat bepleit hij een ‘open mind’.

Psychologisch onderzoek

Psychologen als bijvoorbeeld A.D. de Groot, Christopher Chabris en IM Fernand Gobet hebben geschreven over waarnemen, emoties, taal, voorstellingsvermogen, geheugen, redeneren, leren, patroonherkenning, varianten berekenen, probleem oplossen, besluitvorming, heuristieken, stellingbeoordeling, expertise ontwikkelen, zoekstrategieën, transfermogelijkheden van vaardigheden naar andere domeinen en intuïtie. Roland Grabner heeft baanbrekend onderzoek gedaan naar de (beperkte) relatie tussen schaken en intelligentie.
Als iedere andere wetenschap houdt psychologie zich bezig met beschrijven, verklaren, voorspellen en beïnvloeden van fenomenen. Niets is zo praktisch als een goede theorie (Kurt Lewin). De psychologie heeft het schaken veel praktisch toepasbare kennis te bieden, zoals inzichten in zelfkennis, zelfmanagement, cognitieve processen, motivatie, didactiek, leren, coachen, training, communicatie, organisatie en stimulerende sociale interactiemogelijkheden.

Zelfbeoordeling

Het zijn niet de gebeurtenissen zelf, maar de gedachten er over die bepalen hoe mensen zich voelen en gedragen. Dat wist de Chinese wijsgeer Confucius circa 2600 jaar geleden al. Die gedachten hebben mensen niet altijd in de hand. Sterker nog: ze zijn zich er niet altijd van bewust. Ons denken is als een ijsberg: van een bewust stukje zijn we ons bewust, maar van een veel groter onbewust deel zijn we ons onbewust. Het goede nieuws is dat mensen zich bewust kunnen worden van onbewuste gedachten en die bewust kunnen sturen. Een beperking is dat mensen bij zelfbeoordeling subject en object tegelijk zijn en dat brengt blinde vlekken met zich mee.
Aan Boeddha wordt het volgende citaat toegeschreven: ‘Alles wat we zijn is het resultaat van onze gedachten. De geest is alles. Wat we denken worden we.’ Tegenwoordig spreken mental coaches over ‘empowerment’: controle over jezelf en je situatie. Je kunt ook spreken over ‘zicht en grip’.
Als je niet optimaal presteert, kun je nagaan wat je kunt verbeteren. Dat kan alleen als je jezelf kent. Wie ben je, wat wil je bereiken, hoe kan je dat doen?
Mensen zien wat ze herkennen en handelen daar naar. Maar mensen kunnen veranderen onder invloed van wat ze begrijpen (Ben Kouwer in ‘Het spel van de persoonlijkheid’).

Zelfspraak

‘Dat is te moeilijk voor mij’ of ‘dat is een uitdaging’. Zelfspraak beïnvloedt hoe een mens denkt en zich gedraagt. Via taal geven we betekenis aan fenomenen. Om prestaties te leveren is het belangrijk om een realistisch beeld van jezelf, omstandigheden, doelen en beschikbare middelen te hebben. Via taal geef je richting aan je voorstellingsvermogen, je overdenkt de situatie en je doel en stelt je gedrag daar op af. ‘Je bent wat je denkt’.

Via taalgebruik kun je het gebruik van een ‘open mind’ stimuleren. GM Jonathan Rowson (‘Chess for Zebras’) citeert een Soefi-gezegde:  ‘Als je hoefgetrappel hoort, denk aan zebra’s’.  Je moet dus niet bij voorbaat aan paarden denken, maar waardevrij proberen te oordelen. Als je kunt ontsnappen uit beperkende aannames, kun je vruchtbaarder vragen stellen.
In taal kun je mantra’s (richtinggevende boodschappen voor jezelf) formuleren. Bijvoorbeeld: Glimlach naar een probleem, dan laat het zich van de andere kant zien. Of: Ben je een deel van het probleem of een deel van de oplossing? Gary Robson, de vader van de jonge Amerikaanse GM Ray Robson sprak zijn zoon jarenlang mantra’s toe voor het begin van een partij.
In de Tweede Wereldoorlog ontleenden veel mensen kracht aan het gedicht van Han G. Hoekstra ‘Ik heb een ceder in mijn tuin geplant’.

Cognitief herstructureren

Een mens is een informatieverwerkend systeem. Het is het werk van psychologen en mental coaches om mensen problemen anders te laten formuleren. Dat heet ook wel cognitief herstructureren (aanpassen van bepaalde overtuigingen en gedachten). Een psycholoog kan helpen om mentale problemen te duiden en richting te geven aan het bereiken van oplossingen via coping strategieën (hoe met situaties om te gaan). Je moet het echter zelf doen. Een psycholoog kan je helpen jezelf te helpen.

Sportpsychologen

Sportpsychologen houden zich bezig met de vraag welke psychologische factoren een topprestatie bepalen. Ze hanteren mentale technieken om de sporter in staat te stellen mentaal optimaal te presteren.
Mentale training is gericht op het verbeteren van prestaties. De training bestaat enerzijds uit het vergroten van zelfkennis en zelfmanagement en anderzijds uit aanleren van mentale vaardigheden.
Sportpsychologen en mental coaches kunnen sporters via inzichtgevende gesprekken en oefeningen helpen bij het ontwikkelen van hun zelfbeeld, zelfmanagement, motivatie en vaststellen van doelen. 
Inzichtgevende gesprekken zijn zoals gezegd gericht op cognitieve herstructurering en het aanleren van coping strategieën.
Psychologen baseren zich daarbij op een diagnose: wat is er aan de hand? Die stellen ze vast via interviews, tests, observaties en persoonlijkheidsvragenlijsten.
Psychologen kunnen steun geven bij het oefenen van mentale vaardigheden als concentratie, (zelf)communicatie, spanningsregulatie, verbeelden (visualiseren), besluiten nemen, gedachten reguleren, timemanagement en mentale wedstrijdvoorbereiding.
Ook kunnen ze niet-productief denken en gedrag helpen afleren.
Psychologen kunnen tevens adviezen geven omtrent het mentaal optimaal inrichten van trainingen (bijvoorbeeld via wedstrijdsimulatie, deliberate practice en zelfregulatie) alsook effectief en efficiënt studeren.
Deliberate practice betekent dat een sporter zich in een training bewust is wat en waarom hij traint en daar intensief gericht aan werkt. Een vertaling naar de praktijk is bijvoorbeeld ‘Dvoretsky’s 15 minute drill’, waarbij een schaker heel geconcentreerd stellingen in beperkte bedenktijd oplost.

Interessant in dit verband is onderzoek naar zelfregulatievaardigheden. Tynke Toering concludeert in haar promotieonderzoek onder jonge topvoetballers dat vooral zelfreflectie en de mogelijkheid het eigen leerproces te sturen belangrijke determinanten van prestatievermogen zijn.

Sportpsychologen maken gebruik van persoonlijkheidsvragenlijsten. Daardoor krijgen ze een beeld van aangeboren of aangeleerde eigenschappen van een sporter, die aandacht behoeven. Iemand kan bijvoorbeeld introvert of extravert zijn, of  andere dominante karaktertrekken hebben. Dergelijke eigenschappen vormen de basisattitude van een sporter en ze geven richting aan hoe hij zichzelf en zijn ervaringen beleeft en hoe hij richting geeft aan zijn gedrag. Persoonlijkheidseigenschappen kunnen moeilijk te veranderen zijn. Daarom is het vaak handiger om te kijken hoe je ze in je voordeel kunt inzetten, dan om te kijken hoe je ze zou kunnen veranderen.

Positiebepaling coach

Een coach of trainer die mentale training toepast kan diverse invalshoeken kiezen. Hij kan zich heel directief opstellen of zaken behoorlijk op hun beloop laten. Het meest productief is een democratische coachfilosofie die er van uitgaat dat een speler zelf de sportprestatie moet leveren en zich daar zelf verantwoordelijk voor voelt. Hij kent en accepteert zichzelf en zijn taak en streeft zelfbewust zijn doelstellingen na. Doorgaans heeft een mentaal begeleider meer kennis en ervaring. Hij dient zijn pupil (volwassenen zowel als jeugd) als co-auteur van diens ontwikkeling te zien, hem gelijkwaardig tegemoet te treden en via samenspraak kwaliteiten te ontwikkelen.
Mentale training heeft vooral nut als deze geïntegreerd plaats vindt met schaaktechnische training. Er kan dan een directe relatie met de praktijk worden gelegd.  Daarvoor kunnen allerlei technieken, instrumenten en werkvormen worden gebruikt. Daarbij geldt dat rekening gehouden moet worden met mogelijkheden en beperkingen die samenhangen met leeftijd, schaakniveau en diverse persoonlijke eigenschappen.
Belangrijk is dat mentaal coachen gedoseerd gebeurt: een coach of trainer moet er voor waken dat hij niet teveel tegelijk aan de orde stelt. Bij het toepassen in de praktijk geldt dat een optimaal resultaat bereikt wordt als een speler zich richt op de op dat moment belangrijkste verbeterpunten. Als die voldoende zijn onderkend en eigen gemaakt is het tijd voor volgende verbeterpunten.

Schuijers

Sportpsycholoog Rico Schuijers heeft met honderden sporters gewerkt. Hij  is gepromoveerd op onderzoek naar mentale training in de sport (bewegingssporten). In 2004 verscheen zijn gelijknamig proefschrift. Hij concludeert:
– Mentale trainingsprogramma’s als onderdeel van training hebben effect op prestaties.
– De beslissende factor is verandering in de cognitieve structuur.
Cognitieve structuur definieert Schuijers als de manier waarop de sporter zichzelf, de wedstrijd en de omstandigheden waarneemt.
Als belangrijkste mentale factoren noemt hij zelfvertrouwen, bereik van het juiste spanningsniveau, omgaan met omstandigheden en verklaren van de oorzaak van prestaties.
Hij stelt dat het belangrijk is om wedstrijden objectief te evalueren en wedstrijdgericht te trainen.
Succes is het gevolg van de juiste dingen op de juiste manier op het juiste moment doen.
Falen kan talrijke oorzaken hebben, ondermeer een verkeerde mentale voorbereiding.
Schuijers stelt dat de basis van een vruchtbaar contact tussen sportpsycholoog en sporter is dat de sporter begint zijn eigen verhaal te vertellen. Zijn verhaal maakt duidelijk hoe hij zichzelf beleeft en dat is het vertrekpunt van mentale begeleiding.

Schakers kennen de zogeheten variantenboom: een zet kan tot diverse zetten leiden, die kunnen ook weer tot een aantal zetten leiden, enzovoort. Net zoals uit een boomstam takken komen die zich weer verder vertakken. Schuijers past twee omgekeerde variantenbomen toe. Hij zoekt zowel binnen als buiten de persoon oorzaken van gedrag, die weer hun eigen oorzaken hebben. Dat leidt tot de vaststelling van diverse clusters van factoren. Als je weet welke factoren een rol spelen, kun je die aanpakken wat een gunstig effect op het resulterende mentale aspect zal hebben.

Blitz

Peter Blitz was een van de eerste sportpsychologen in Nederland. Hij stelt dat falen en succes alles te maken heeft met keuzen maken: wil je iets bereiken of durf je niet? Stop-go. Go is motivatie, je wilt. Stop is negatieve emotie, je durft niet. Die twee zijn tegengesteld. Als van beide sprake is, leidt dat tot verwarring en blokkades. Dat kan zich fysiek manifesteren, maar de oorzaak is mentaal. Centraal staat zelfmanagement: jezelf en je taak accepteren. Talent (aanleg) is een noodzakelijke bijzaak. Motivatie is de neiging doelgericht gedrag te tonen. Mentale training is gericht op zelfvertrouwen. De meest gezonde basis daarvan is zelfkennis. Om tot zelfkennis te komen, moet je de confrontatie met jezelf aangaan. Wil mentale training effectief zijn, dan moet deze geïntegreerd zijn in technische training.  ‘Positief denken’ is ‘lulkoek’: het gaat om taakgericht realistisch denken.

Schakers en sportpsychologen

Bij optimaal presteren horen zelfbewust denken en een goede gemoedstoestand. Soms valt alles goed op zijn plek. Zo’n mentale conditie wordt wel ‘flow’ genoemd. Flow ontstaat niet bij toeval, de condities daarvoor kun je creëren.
Om prestaties te leveren moet je geloven in je doel, stelt grootmeester Artur Joesoepov. Je moet gefocused zijn, je helemaal richten op je doel. Dat betekent zelfdiscipline ontwikkelen en genoeg tijd inruimen om je doel te bereiken. Zelf heeft hij nooit met sportpsychologen gewerkt. Wel heeft zijn trainer en vriend IM Mark Dvoretsky in de praktijk opgedane psychologische inzichten in trainingen en begeleiding verwerkt.

Onderzoek naar en gebruik van sportpsychologische inzichten zijn in de Nederlandse schaakwereld zeker geen gemeengoed.
In een onderzoek van Karel van Delft (UVA, 1992) naar mentale aspecten en topschaak werden (groot)meesters geïnterviewd en door middel van literatuuronderzoek werden sociale determinanten vastgesteld die van invloed zijn op de ontwikkeling van jeugdtalenten. Opgedane inzichten hebben hun weg gevonden in de training van Apeldoornse jeugdtalenten en het boek ‘Schaaktalent ontwikkelen’.
De Nederlandse schaakbond KNSB verwijst een enkele keer een jeugdtalent door naar een sportpsycholoog. Daarbij gaat het vooral over het hanteren van spanningen.
Sinds 2011 geeft voormalig Nederlands dameskampioen en mental coach Anne-Marie Benschop, gebaseerd op de Zelf Kennis Methode, lezingen over schaken en mentale begeleiding. Ook begeleidt ze individueel schakers. De ZKM-methode is ontwikkeld door psycholoog Hermans en gebaseerd op ‘narrative psychology’ (de mens beleeft en vormt zijn leven via verhalen).
Een enkele keer heeft een sportpsycholoog, zoals bijvoorbeeld Mark Schuls, een meer algemene lezing over sportpsychologie voor de KNSB gehouden.

De KNSB publiceerde in 1997 het rapport ‘Mentale aspecten in de schaaksport’ van auteurs IM Herman Grooten en IM Joris Brenninkmeijer. In het verslag komen vooral motivatie en omgaan met spanning aan bod. In dit rapport geeft Frans Erwich een aantal adviezen omtrent ‘gezonde ontspanning voor topschakers’.  Hij stelt dat een bepaalde mate van stress ofwel spanning nodig is om topprestaties te kunnen leveren. Als er gevaar dreigt maakt het lichaam stoffen aan als adrenaline en cortisol waardoor het in een staat van verhoogde activiteit wordt gebracht. Je kunt je beter concentreren en fysieke vermogens nemen toe.
Omdat schakers lichamelijk niet of weinig bewegen tijdens een partij kan spanning niet ontladen en kunnen lichaam en geest overbelast raken. Erwich adviseert na afloop van een partij te analyseren. Dat biedt een uitlaatklep voor gevoelens en nadat je conclusies hebt getrokken, kun je afscheid nemen van de partij. Mochten er toch nog spanningen blijven, dan raadt hij ontspanningsoefeningen aan. Door tijdens een toernooi regelmatig aan lichaamsbeweging te doen krijgt het lichaam ook ontspanning.

===

Bondscoach  Vladimir Chuchelov

Mentale training is geen onderdeel van de activiteiten van het nationale schaakteam, zegt KNSB-bondscoach GM Vladimir Chuchelov. Hij weet dat sportpsychologische inzichten in een aantal sporten benut worden. ‘Maar er zijn geen aangepaste methoden of technieken vertaald naar het schaken. Internationaal wordt er voor zover ik weet niet of nauwelijks gebruik van gemaakt in het topschaken.’

Uit zijn jeugd in Rusland herinnert hij zich dat er soms sportpsychologen in de schaakwereld actief waren. Dat betrof vooral autogene training (ontspanningsoefeningen), waarvan Kasparov ook in interviews heeft gezegd dat hij ze toepaste. Ook werden er via vragenlijsten wel profielschetsen van schakers gemaakt. ‘Die vielen altijd positief uit, misschien was de bedoeling wel om de spelers te motiveren.’ Dat lijkt dus meer op horoscopen. Van veel praktisch toepasbare psychologische inzichten heeft Chuchelov toen niets gemerkt. ‘Maar ik sluit niet uit dat er nuttige inzichten mogelijk zijn. Je kunt bijvoorbeeld via tests aanleg en vaardigheden van mensen meten.’

Alles wat het brein doet, zoals denken en leren, is psychologisch. Veel schakers, en ook hij zelf, maken wel gebruik van psychologische inzichten. Maar dat zijn dan inzichten gebaseerd op praktijkervaringen, niet op basis van systematisch wetenschappelijk onderzoek. ‘Carlsen ontspant zijn geest voor een partij via gymnastiek, maar voor een ander werkt yoga of wandelen misschien wel.’
Van de jonge Indiase GM Negi weet Chuchelov dat hij zich op partijen voorbereidt met een psycholoog via imaginatie: hij visualiseert het mogelijk partijverloop en kan zich daardoor goed focussen op een belangrijke partij.

Er zijn een aantal psychologische aspecten die behoorlijk van invloed zijn op de prestaties van een speler, stelt Chuchelov. Bijvoorbeeld motivatie. Of omgaan met verlies. ‘Daar is geen recept voor. Als iemand verliest door een blunder kan dat zijn hele toernooi beïnvloeden.’
Over een Russische wereldtopper heeft Chuchelov wel eens gehoord dat een psycholoog hem agressief maakte, zodat hij zijn tegenstander als een vijand zou zien die hij moest verwoesten. ‘Maar dat is van horen zeggen.’

Een enkele Nederlandse grootmeester heeft weleens contact met een sportpsycholoog gehad, weet Chuchelov. Of dat veel effect heeft gehad, vraag hij zich af. ‘In ieder geval moet een sportpsycholoog veel van schaken weten, met algemene inzichten bereik je volgens mij niet veel.’ Internationaal is er via de FIDE-trainerscommissie wel overleg tussen toptrainers. ‘Maar dat gaat vrijwel uitsluitend over schaaktechnische zaken.’  Chuchelov kan zich voorstellen dat er op tal van terreinen op het gebied van zelfmanagement winst te boeken valt. Bijvoorbeeld op het gebied van energiemanagement. ‘Moet je af en toe ontspannen of je tijd optimaal gebruiken? Niemand die het echt weet. Je zou daarmee kunnen experimenteren, maar het is geen thema. Er is geen informatie over. Dus niemand experimenteert systematisch.’

Vanuit de praktijk heeft bondscoach Chuchelov een aantal psychologische inzichten opgedaan. ‘Ik waarschuw bijvoorbeeld niet te hoge verwachtingen te hebben bij toernooien. Als je veel getraind hebt, is er een incubatietijd nodig voordat alles op zijn plek valt.’ Hij traint wereldwijd veel sterke jeugdige spelers, veelal grootmeesters. ‘De zelfstudie kan veel efficiënter. Veel uren maken is niet de sleutel tot succes. Je moet je energie goed gebruiken. Trainen alsof je met een wedstrijd bezig bent. Je moet helemaal opgaan in wat je doet, weten wat je doet en waarom. Je kunt beter een paar uur helemaal geconcentreerd en gemotiveerd bezig zijn, dan veel uren halfslachtig. Als de focus ontbreekt kun je beter ontspannen, of praktische dingen doen die je toch moest doen. Veel jeugdige talenten zijn zich daar niet van bewust. Er is helaas ook geen literatuur over, die dat wetenschappelijk voor schakers vertaalt in praktische aanbevelingen. Voor goede schaakboeken is sowieso bijna geen markt.’ Een ander psychologisch inzicht, dat hij in de praktijk heeft opgedaan, betreft groepstrainingen. ‘Als je met een paar mensen of een duo bent, kun je elkaar enorm stimuleren. Je brengt elkaar op ideeën en stimuleert elkaar je enorm te verdiepen in de materie. Als je dat soort dingen weet, kun je er gebruik van maken.’

===

V.l.n.r. IM Jesper Hall, Karel van Delft en Dolf Meijer.

Talentcoach Dolf Meijer

Mentale aspecten spelen een rol bij het schaken en tot op zekere hoogte is daar ook begeleiding in mogelijk. De visie van de KNSB hierover is nog niet geheel uitgekristalliseerd. Incidenteel maakt de bond het financieel mede mogelijk dat getalenteerde jeugdspelers een sportpsycholoog bezoeken. De sportpsychologen met wie contact bestaat hebben echter weinig kennis van zaken en nauwelijks ervaring met jonge kinderen.

Dat zegt KNSB-talentcoach Dolf Meijer. Hij is vanaf 1 januari 2012 verantwoordelijk voor de nationale jeugdtrainingen van de KNSB.
Mentale training definieert hij als het optimaliseren van de prestatie door het verbeteren van het zelfbeeld en zelfmanagement van spelers, zoals het omgaan met emoties en spanning. Ofwel alle psychologische processen die niet direct aan schaakkennis gerelateerd zijn.  Psychologische aspecten als manieren van denken (bijvoorbeeld profylactisch denken) en didactiek zijn zeer belangrijk, maar vallen buiten zijn definitie. Hij ziet bijvoorbeeld zoekstrategie en bordvisie als elementen die integraal onderdeel van trainingen moeten zijn en de KNSB besteedt daar in trainerscursussen dan ook aandacht aan.
Bij de enkele jeugdschakers die via de KNSB naar een sportpsycholoog zijn verwezen was vooral sprake van spanningsproblemen. De sportpsychologen geven inzicht in het ontstaan van spanning en reiken oefeningen aan om daar beter mee om te gaan.
Idealiter zou mentale training geïntegreerd moeten zijn met schaaktraining. Maar schaaktrainers die ook sportpsycholoog zijn, zijn zeldzaam.
Een enkele keer ook nodigt de KNSB een sportpsycholoog of mental coach uit voor een lezing aan trainers en ouders.

Bij mentale training aan jeugd is het belangrijk uit te gaan van de ontwikkelingsfase waarin kinderen verkeren. Zelfreflectie is bijvoorbeeld niet of beperkt mogelijk bij jonge kinderen. Je kunt je ook afvragen of je bepaalde dingen wel expliciet ter discussie moet stellen, zegt talentcoach Meijer. Je kunt bijvoorbeeld wel praten over niet gefixeerd zijn op wedstrijdresultaten, maar je kunt ook de trainingsomgeving zo inrichten dat er waarden worden benadrukt als interesse en plezier. Dan ben je niet bezig met het bewust bijstellen van te hoge verwachtingen, maar je zorgt dat die te hoge verwachtingen niet ontstaan. In dat verband hebben de trainers ook een  taak  om ouders hierbij te ondersteunen, merkt hij daarbij op.
Met mentale training is zeker winst te behalen, zegt Meijer. Nu vindt deze weinig gestructureerd plaats.  Het moet echter wel afgewogen worden tegen het mogelijke rendement. De prioriteit van de training ligt uiteraard bij het ontwikkelen van schaaktechnische kwaliteiten.

Meijer heeft een genuanceerde visie op het door veel sportbonden gebruikte Action Type-model dat uitgaat van diverse typen persoonlijkheden. Zo’n model maakt je er van bewust dat mensen van nature bijvoorbeeld een aanleg voor introvertheid of extravertheid hebben, maar je moet er voor oppassen mensen te rigide in hokjes te stoppen. Bovendien kunnen mensen persoonlijke eigenschappen ontwikkelen. Hij acht het wel van belang dat met persoonlijke eigenschappen van jeugdschakers rekening wordt gehouden. Bij een enkele speler heeft een sportpsycholoog om die reden via vragenlijsten een sportpsychologisch profiel vastgesteld.
Meijer ziet mogelijkheden om via tests, interviews of observaties oog te krijgen voor bepaalde persoonlijkheidskenmerken. Een jeugdschaker die van nature goed kan rekenen, zou je bijvoorbeeld kunnen adviseren om bepaalde openingen te spelen waardoor de speler in middenspelstellingen terecht komt waar zijn kracht goed tot uitdrukking komt.

Van een enkele topjeugdspeler weet Meijer dat hij naar een sportpsycholoog is geweest omdat hij dat nuttig vindt voor zijn algemene ontwikkeling als schaker. Zelf heeft Meijer tijdens het geven van zijn jeugdschaaktrainingen geregeld geoefend met aandachtstrainingen. Een speler die focus en ontspanning onvoldoende afwisselt, kan zichzelf namelijk behoorlijk uitputten in een partij. Als voorbeeld noemt Meijer het spelen van partijen tussen twee spelers op meer borden met beperkte bedenktijd. Ze oefenen daarmee met het snel omschakelen van hun focus op verschillende taken. Daarbij wordt vaak goed zichtbaar hoe een speler omgaat met spanning. Hij heeft dat idee ontleend aan tafeltennistrainingen waar met twee ballen tegelijk wordt gespeeld.

Mede ingegeven door het NOC*NSF-beleid concentreert de KNSB haar jeugdtrainingen op een beperkt aantal jeugdtalenten dat voldoet aan bepaalde prestatiecriteria. Het trainingsprogramma van de bond heeft als basis de Stappenmethode. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan het bespreken van eigen partijen en vindt tijdens uitzendingen naar EK’s en WK’s  begeleiding plaats. De sterkste jeugdspelers krijgen bovendien individuele begeleiding. Op diverse aspecten is het beleid nog in ontwikkeling. Naast mentale training gaat het om fysieke aspecten (lichamelijke sport en voeding) en zelfstudievaardigheden.

Op bijvoorbeeld het punt van zelfstudievaardigheden is pure winst te behalen, stelt Meijer. In dat verband kan de KNSB profijt trekken uit algemene sportpsychologische inzichten omtrent bijvoorbeeld ‘deliberate practice’ (gericht en bewust trainen) en onderzoek naar zelfregulerend vermogen van jonge topsporters. Zelf heeft Meijer bij het begeleiden van jeugdtalenten enige ervaring opgedaan met een mentaal aspect als ‘zelfspraak’.
Her en der in den lande zijn er trainers die zich in psychologische kwesties verdiepen, constateert Meijer. Onlangs is er op een bijscholingsbijeenkomst onder leiding van Anne-Marie Benschop ook aandacht voor geweest. Uitwisselen van inzichten en best practices gebeurt echter incidenteel en zeker nog niet gestructureerd via de schaakbond.
De KNSB is nog wat zoekende maar heeft in het jeugdtrainingsbeleid zeker oog voor het belang van mentale training, zegt Meijer. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van psychologische inzichten. Plezier is bijvoorbeeld een belangrijke mentale factor, stelt hij. Als je dat goed kunt inbouwen in een trainingsprogramma zijn deelnemers optimaal gemotiveerd om zich in te zetten. 

===

Oordeelloos waarnemen en de focus driehoek

Voormalig Nederlands dameskampioen Anne-Marie Benschop werkt als mental coach met het aanleren van ‘oordeelloos waarnemen’ als voorwaarde om optimaal te presteren. Oordeelloos waarnemen betekent dat je je achter het schaakbord niet laat leiden door allerlei oordelende gedachtes (‘ik heb zwart en daar baal ik van’). Je richt je aandacht volledig op het schaakbord en op het ‘nu’.

Een hulpmiddel om te oefenen met oordeelloos waarnemen is de ‘focus driehoek’. Die houdt in dat een sporter een balans moet vinden tussen drie doelen: resultaat, leren en genieten. Veel mensen zijn heel erg bezig met het resultaat en daardoor niet oordeelloos (‘ik zal het wel verprutsen’, ‘ik moet winnen’). Door de focus op alle drie te richten ontstaat een balans en ontspannen concentratie.

Benschop vertelt het verhaal van een clubschaker (rating 2000 +) die zij individueel gecoacht heeft. Op een negendaags toernooi scoorde hij een toernooirating (tpr) van 170 punten boven zijn rating. Tijdens het coachingstraject stelde deze speler zijn mentale problemen (valkuilen) vast: opkijken tegen mensen met een hogere rating en verwachten te verliezen en daarnaast angst om status te verliezen. Door het gebruik van de focus driehoek bleek hij in staat zijn focus te verplaatsen van presteren naar plezier. Doordat hij minder gefixeerd was op het resultaat had hij een betere nachtrust en een veel meer ontspannen houding tijdens het toernooi. De speler meldde na het toernooi dat hij het lastig vond om deze benadering het hele toernooi vol te houden. Nadat hij de eerste twee ronden remise tegen IM’s had gespeeld, bekropen hem toch weer gedachten als ‘wat gebeurt er als ik de rest verlies’. Hij bleef echter voor ogen houden waar schaken voor hem om hoort te gaan: plezier, leren en presteren. Daarbij stelde hij bij het toernooi ‘plezier’ voorop. Achteraf concludeerde hij: ‘het voelt allemaal wat normaler en dat is goed.’
Het verhaal illustreert, zegt Benschop, wat mentale coaching kan doen. De focus driehoek waar zij mee werkt, is geïnspireerd op het boek ‘The inner game of golf’ van Gallwey.
Benschop benadrukt twee zaken:
– Het beste uit jezelf willen halen is belangrijker dan van een ander winnen.
– Als je al je handelingen kwaliteit meegeeft komt het resultaat vanzelf.
Ze geeft een voorbeeld van een schaker die zich aan van alles irriteert. Hij maakt de volgende focus driehoek:
Resultaat: ik wil graag een partij spelen zonder mijzelf, mijn tegenstander of mijn omgeving te veroordelen.
Plezier: zonder irritatie voel ik me veel vrolijker en creatiever.
Leren: als ik irritatie voel, dan denk ik ‘dat ken ik’ en ik veroordeel het niet en ik  probeer de irritatie van me af te laten glijden.

Een speler kan zijn houding bijsturen door zich op twee of drie momenten in een partij af te vragen: ben ik bezig met genieten, ben ik bezig met leren, ben ik bezig met het resultaat?
Bij dit veranderingsproces is de kracht van herhaling belangrijk. Je kunt je focus driehoek op papier schrijven en dat herhaaldelijk nalezen. Of je kunt een nieuwe focus driehoek maken. Het is belangrijk om regelmatig met de focus driehoek te werken zodat je je die benadering eigen maakt. Na de partij kan de speler zijn gedrag evalueren. Daarbij gaat het zowel om het voor zichzelf bevestigen wat goed ging, als wat verbetering behoeft. Op een gegeven moment zal oordeelloos waarnemen je gewoonte zijn en dan heb je de focus driehoek niet meer nodig.

===

Werkvormen mentale schaaktraining

Wat is het probleem (diagnose) en hoe pak je dat aan (therapie)? Er is een reeks manieren om mentale vaardigheden te trainen. Enerzijds gaat het om bewustwording (zicht), anderzijds om via oefeningen vaardigheden te ontwikkelen (grip).

Zelfreflectie is niet makkelijk. Mensen zijn behept met self serving biases (denkmanieren om hun eigen straatje schoon te vegen), ze zijn geneigd te verifiëren (bevestiging zoeken) in plaats van te falsificeren (weerlegging zoeken) en tekortkomingen erkennen is soms pijnlijk.
Dergelijke menselijke zwakheden gaan ten koste van een productief taakgericht denkproces. Er zijn evenwel werkvormen om eigen schaakpartijen en het eigen denken goed te onderzoeken.
Jong geleerd is oud gedaan. Het is raadzaam om bij schaaktrainingen van jongs af aan aandacht aan mentale aspecten te besteden en aan een professionele houding te werken.
Dat houdt bijvoorbeeld in dat jongeren werken met prestatiedoelen (jezelf overtreffen) en zich niet fixeren op resultaatdoelen (1-0 en maar hopen dat er geen sterkere tegenstanders rondlopen die je van de toernooizege kunnen afhouden).
Hieronder staat een aantal werkvormen waarin training van mentale vaardigheden en schaaktechnische kwaliteiten geïntegreerd zijn. Dergelijke werkvormen maken onderdeel uit van een ‘schaakcircus’ dat Anne-Marie Benschop en Karel van Delft ontwikkelen. Het woord ‘circus’ is bedoeld als metafoor voor workshops waarin alle ruimte is voor verwondering, het ontwikkelen van studievaardigheden en mentale kracht en lenigheid. Daarbij worden inzichten ontwikkeld via het opdoen van ervaringen.
Meer informatie staat op de sites www.your-self.nl en www.schaaktalent.nl.

Analysevragenlijst: Door zelf en met een trainer eigen partijen systematisch te onderzoeken via een analysevragenlijst kunnen tekortkomingen in het denken in beeld gebracht worden. Daarna kun je oorzaken van disfunctioneel denken vaststellen, functionele alternatieven bepalen en die oefenen en als routine in je denk- en gedragsrepertoire opnemen. Zie bijvoorbeeld de Analysevragenlijst van IM Dharma Tjiam en Karel van Delft. De lijst is opgenomen in het boek ‘Schaaktalent ontwikkelen’ en staat ook in de ‘databank schaaktraining’ van de site www.schaaktalent.nl.

Dagboek: In een dagboek kun je dagelijks bijhouden wat je heb bestudeerd en wat je schaaktechnisch en mentaal hebt geleerd. Verworven inzichten kun je in de vorm van vuistregels opschrijven.

Databank stellingen:
Schaakstellingen kun je in diagramvorm vastleggen en daar een paar woorden bij schrijven. Zo leg je in woord en beeld conclusies vast. Dat helpt je bij gericht denken. Zo krijg je ook een overzicht, wat handig is bij het herhalen van kennis. Het is bovendien leuk om te zien wat je bestudeerd hebt. Schaakdenken is grotendeels gebaseerd op patroon herkennen, vuistregels (redeneren) en rekenen. Wat je via patronen en vuistregels kunt beredeneren, hoef je niet uit te rekenen.

Trainingsprogramma: Een schaker kan samen met een trainer een trainingsprogramma samenstellen. Daarbij kunnen tal van leerpsychologische en mentale factoren ter sprake komen. Voldoet het programma aan eisen van goal-setting, deliberate practice en zelfregulerend leren? Bouw je routines op?

Trucs: In een gesprek met trainingspartners kun je spreken over psychologische trucs. Hoe werken die trucs? Wat kun je er tegen doen?

Creatief denken: Via het bestuderen en oplossen van paradoxale stellingen en eindspelstudies kun je creatief denken ontwikkelen. Meer tips staan bijvoorbeeld in boeken van FM Amatzia Avni.

Verhaal vertellen: Beschrijf op papier of vertel schaaktechnisch en psychologisch het verhaal over een gespeelde partij. Laat daarbij concrete zetten achterwege. Laat trainingspartners vragen aan je stellen en praat daar over door. Formuleer op papier conclusies.

Concentratie: Hoe verknal je je concentratie het beste? Schrijf dat op. Wie de meeste trefwoorden opschrijft wint. Pas de omkeerregel toe en je hebt een rijtje aandachtspunten voor zelfmanagement. Concentratie kun je vervangen door bijvoorbeeld ‘gewonnen stelling’.

Experimenteren: Durf je met je gedrag te experimenteren? Als je bijvoorbeeld door gebrek aan besluitvaardigheid vaak in tijdnood komt, kun je met jezelf afspreken dat je over geen enkele zet langer dan drie minuten nadenkt. Na tien partijen kun je de totaalscore vergelijken met tien partijen waarin je je oude gedrag vertoonde. Je kunt daarnaast ook een aantal snelschaakpartijtjes spelen om jezelf te trainen om snel beslissingen te nemen.

Kleurplaat: Je tegenstander is een kleurplaat. Deze oefening is geschikt voor kinderen, maar waarom eigenlijk ook niet voor volwassenen? Je pakt een stuk papier en tekent daar een hoofd op. Het idee is dat je op een relativerende manier over je tegenstander gaat nadenken. Is hij overmoedig? Mooi, dan krijgt hij een blauw stipje op zijn neus en dan gaan we daar in de partij gebruik van maken. Is hij zenuwachtig? Daar zien we kansen. Oranje wangetjes passen daar wel bij. Het maakt allemaal niet uit wat voor kleuren je gebruikt, als je maar op een actieve en constructieve manier nadenkt. Dit kun je vooraf doen op een stuk papier, maar je kunt het ook in gedachten tijdens een partij doen. Goede kans dat je moet lachen en dat werkt ontspannend. ‘Ook de groten koken met water’: je tegenstander is ook maar een mens, geen ongrijpbaar angstaanjagend monster. Je kunt gewoon over hem nadenken en bedenken hoe je het meest kansrijk tegen hem speelt.

===

Links  en bronnen

Anand, Viswanathan. Lezing: ‘Building a beautiful mind’  www.chesscafe.com/video/video322.htm (2011)
Assink, Marian. Proefschrift ‘Autobiographical memory in longitudinal perspective’. (2008)
Avni, Amatzia. ‘Practical chess psychology’. (2001)
Benschop, Anne-Marie. Site: www.your-self.nl (2011)
Benko, Pal en Hochberg, Burt. ‘Winning with chess psychology’. (1991)
Blitz, Peter en Huijbers, Jan. ‘Blitz-training voor betere prestaties in de sport’. (1990)
Bönsch, Ernst en Bönsch, Uwe. ‘Schachlehre’. (2000)
Bosch, Jeroen en Giddins, Steve (editors New In Chess). ‘ The Chess Instructor’. (2008) 
Broekens, Maren. VU POPS-verslag ‘Schaken een Meesterlijke sport’. (2011)
Chabris, Christopher. Reinventing intuition. www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=HrMZhfJchlM
Chabris, Christopher en Hearst, Eliot. Visualization, pattern recognition, and forward search:
effects of playing speed and sight of the position on grandmaster chess errors. (2003)
CISCCON (Chess in the Schools and Communities Conference) www.abdn.ac.uk/rowangroup/cisccon.shtml  (2008)
De Bono, Edward. ‘De Bono’s kleine denkcursus’
Delft, Karel van. ‘Databank schaaktraining’ op site www.schaaktalent.nl. (2011)
Delft, Karel van.  ‘De rol van ouders bij het ontwikkelen van schaaktalent’. Column site Max Euwe Centrum www.maxeuwe.nl/columns/rol-ouders.html (2009)
Delft, Karel van. ‘De weg naar je eigen top’, interview met GM Artur Joesoepov. (2001)
Delft, Karel van. ‘Op zoek naar het onverwachte. Toernooiboek Creatief Jeugdschaaktoernooi. (1994)
Delft, Karel van.  ‘Schaken als metafoor voor het leven volgens Moreno’. Column site Max Euwe Centrum www.maxeuwe.nl/columns/metafoor.html (2009)
Delft, Karel van en Delft, Merijn van. ‘Schaaktalent ontwikkelen. Een schaakcultuur ontwikkelen door coachen, trainen, organisatie en communicatie’. (2008)
Delft, Karel van. ‘Omgekeerde variantenboom’. Artikel in ‘Schaaknieuws’. Opgenomen in databank schaaktraining www.schaaktalent.nl
Delft, Karel van. ‘Op weg naar de schaak-top. Een onderzoek naar sociale determinanten van het prestatievermogen van jonge schakers’. Doctoraalscriptie UVA. ( 1992)
Delft, Karel van. ‘Schaken als leervak op de basisschool?’. Doctoraalwerkstuk UVA. (1992)
Delft, Karel van.  ‘Zicht en grip. Mentale aspecten van topschaak’. Stageverslag UVA. (1992)
Desjarlais, Robert. ‘Counterplay. An Antrophologist at the Chessboard.’ (2011)
Donner, Jan Hein. ‘De Koning’.  (1988)
Dvoretsky, Mark. Artikel ‘De principes van de vervolmaking van de schaakspeler’. (2003), zie databank site www.schaaktalent.nl
Eeden, Ed van. ‘De Polgar-zusters. Of: de creatie van drie schaakgenieën’. (1990)
Fuster, Joaquin. Lezing  http://video.google.com/videoplay?docid=-3002336180397686566
Gobet, Fernand. ‘Moves in Mind’. (2005)
Gobet, Fernand en Jansen, Peter. Artikel ‘Training in chess: A scientific approach.’
Grabner, Roland. Artikel ‘Das grossmeistergehirn – Fakt oder Fiktion?’
Grooten, Brenninkmeijer. ‘Mentale aspecten in de schaaksport’. KNSB notitie. (1997)
Grooten, Menkehorst, De Ridder, Brenninkmeijer, Span. Rapport ‘Verbeteren van de mentale conditie bij denksporters’. Onderzoeksproject in opdracht van de KNSB. (2000)
Gulko, Boris en Sneed, Joel. ‘ Lessons with a grandmaster’. (2011)
Hall, Jesper. ‘Chess Training for Budding Champions’. (2001)
Heisman, Dan. Column ‘Don’t know what to do?’ www.chesscafe.com/text/heisman129.pdf
Joesoepov, Artur. Persoonlijke gesprekken 1999 – 2011.
Kasparov, Gary. ‘Waarom het leven op schaken lijkt’.
Kindermann, Stefan, Betrachtungen zum Spiel gegen überlegene Gegner. (2006)
Kuipers, John. ‘Jan Timman De geest van het spel’. (2011)
Kouwer, Ben. ‘Het spel van de persoonlijkheid’. (1978)
Krogius, Nikolai. ‘Psychologie im schach’. (1991)
Kurzdorfer, Peter. ‘ The Tao of Chess’. (2004)
Lasker, Emmanuel en Munzert, Reinhard. ‘Gesunder Menschenverstand & Relativität im Schach’. (1925, 1999)
Maas, Han van der. Lezing ‘schaakpsychologie’. http://hvandermaas.socsci.uva.nl/Homepage_Han_van_der_Maas/Chess_Psychology.html
Martens, Rainer. ‘ Coaches Guide to Sportpsychology’. (1987)
Martens, Rainer. ‘Succesful Coaching’
Meijer, Dolf. ‘Voorbeeldmateriaal op mentaal gebied.’ Ongepubliceerde aantekeningen.
Moal, Jos. ‘Je tegenstander is een kleurplaat’. Interview Apeldoornse Courant. (6 juni 2000)
Moreno, Fernando. ‘Teaching life skills through chess’. (2002)
MTCC. Sheets ‘Workshop mentale training schaakbond’. (2009)
Munzert, Reinhard. Boek ‘Schachpsychologie’.  (1989)
Nunn, John. ‘Learn chess’. (2000)
Nunn, John. ‘ Secrets of Practical Chess’ (1998)
Pijpers, Rob. ‘Train Specifiek. Train onder druk’. Zie http://home.orange.nl/edith.rozendaal/trainonderdruk.htm
Przewoznik, Jan en Soszynski, Marek. ‘ How to think in chess’. (2001)
Robson, Gary. ‘Chess Child. The Story of Ray Robson, America’s Youngest Grandmaster’. (2010)
Rowson, Jonathan. ‘ The Seven Deadly Chess Sins’ (2000)
Rowson, Jonathan. ‘Chess for Zebras’.
Rozendaal, Edith. Site: www.sport-gek.nl. (2011)
Schuls, Mark. Site:  www.tiptop-sport.nl. (2011)
Schuijers, Rico. Proefschrift ‘Mentale training in de sport. Toepassing en effecten.’  (2004)
Schuijers, Rico. Site: www.pro-task.nl/index.php/mentale-training. (2011)
Schuijers, Rico. Voordracht congres VSPN ‘Individuele mentale training’. (2002)
Sitskoorn, Margriet. ‘Het maakbare brein’. (2007)
Soltis, Andrew. ‘ The wisest things ever said about chess’. (2008)
Sterren, Paul van der. ‘Zwart op wit’. (2011)
Swaab,  Dick. ‘Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot Alzheimer’. (2011)
Toering, Tynke. Persbericht RUG: www.rug.nl/corporate/nieuws/archief/archief2011/nieuwsberichten/PromotieToeringUMCG
Verlinde, Tieme. Blog:  http://tiemeverlinde.blogspot.com  (2011)
Wienigk, Harry. ‘Enzyklopaedie Mittelspielmuster’. (1987)
Wijgerden, Cor van. Handleidingen Stappenmethode.
Zlotnik, Boris. ‘Chess, knowledge training mastery’.

Diverse internetlinks

Afweermechnismen: http://nl.wikipedia.org/wiki/Afweermechanisme
Big Five persoonlijkheidstest http://nl.wikipedia.org/wiki/Big_Five_(persoonlijkheidsdimensies)
Boek Mindset www.themindset.nl/boekvisie.shtml
Citaten www.citatenverzameling.com
CoachNL Kennisplatform van, voor en door sportcoaches www.nlcoach.nl
Coping strategieën http://nl.wikipedia.org/wiki/Coping_(psychologie)
Coping strategieën http://www.ipt-site.nl/int-3.html
Emoties en cognities: http://nl.wikipedia.org/wiki/Emotie
Google Scholar perception in chess http://scholar.google.nl/scholar?q=chess+colour+psychology&hl=nl&as_sdt=0&as_vis=1&oi=scholart
Herman Pleij. Interview www.deredactie.nl/trainingen/nieuws_detail/liefde_voor_taal_herman_pleij
Limbisch systeem http://nl.wikipedia.org/wiki/Limbisch_systeem
Motivatie http://nl.wikipedia.org/wiki/Motivatie
MTCC www.mentaltcc.nl/sportpsychologists.htm
Narratieve psychologie Hermans: www.opleidingzelfkennismethode.nl/ZKM-opleiding.htm
Open Forum:  www.openforum.com/articles/6-steps-successful-people-take?extlink=em-openf-SBdaily 
Origineel denken: http://www.theaustralian.com.au/news/features/beautiful-minds/story-e6frg8h6-1111114147837
The cognitive psychology of chess. Over het werk van Fernand Gobet. www.chess.com/article/view/the-cognitive-psychology-of-chess 
Vereniging voor ZKM-beoefenaars www.vvzb.nl
Vereniging voor Sportpsychologie in Nederland (VSPN) www.vspn.nl/sportpsychologie
Yerkes-Dodson wet over relatie tussen stress en prestaties: http://nl.wikipedia.org/wiki/Yerkes-Dodson-wet

===

Bijlage: Schaakpsychologische literatuur

Internationaal is er schaakpsychologische literatuur gepubliceerd. De literatuurlijst vermeldt een aantal voor dit verhaal gebruikte boektitels en artikelen en geeft tevens links naar internetsites. Hieronder staat een beknopte weergave van de inhoud van enkele van die boeken.

De Israëlische psycholoog FM Atmazia Avni is auteur van het boek ‘Practical Chess Psychology’. In het boek bespreekt hij tal van schaakpsychologische kwesties.
Hij spreekt onder meer over het belang van concrete doelen stellen (goal-setting in positieve termen) en bijstellen van doelen (reframing), doorzettingsvermogen, concentratie, denken vanuit het perspectief van de tegenstander, economisch denken, ontspanningstechnieken, het belang van vaste routines, motivatie en zelfspraak, prestatiegericht versus resultaatgericht denken, efficiënt en effectief leren, kennistransfer en de werking van het geheugen, experimenteren met trainingsvormen, metacognitie en het evalueren van prestaties, denkstijlen en creativiteit (bijvoorbeeld bisociatie: wereldkampioen Tal gebruikte een vooruitgeschoven stuk als stoorzender, analoog aan een ijshockeytactiek), besluitvaardigheid, incasseringsvermogen, productieve coping-mechanismen om met verlies om te gaan, lichaamstaal, psychologische trucs (een sportieve vorm is fantoomdreigingen creëren) en zelfvertrouwen.
Avni adviseert om een speler die verloren heeft nooit te troosten met de woorden ‘het is maar een spelletje, morgen ga je wel winnen en er zijn erger dingen in het leven’.  Commentaar als ‘hoe kon je zo dom doen’ of ‘had je mijn advies maar opgevolgd’ is eveneens contraproductief. Een goede manier van troosten is oordeelloos empathie tonen. Omtrent kritisch nadenken, meldt hij: ‘Je mag verliefd worden op je aannames, maar trouw er nooit mee.’

Burt Hochberg en GM Pal Benko bespreken in hun boek ‘Winning with chess psychology’  op een praktische manier tal van psychologische aspecten van het schaken. Ze doen dat aan de hand van bekende partijen van veelal grootmeesters. Lasker bleef altijd geloven in de elasticiteit van stellingen: er zijn altijd mogelijkheden. Bronstein bestreed Botwinnik tijdens een WK-match psychologisch door diens eigen openingen te spelen. Ook probeerde hij de stellingen zo tactisch mogelijk te spelen tegen de meer positioneel ingestelde Botwinnik. De achilleshiel van Bronstein was zijn ongeduld in eenvoudige stellingen. Botwinnik ontwikkelde ijzeren zelfdiscipline, bereidde zich gedegen technisch en psychologisch voor op tegenstanders, hield zich aan voorbereidingsroutines (vaste eet- en slaaptijden) en trainde zijn concentratievermogen met de radio aan.
Volgens Benko was Fischer (crush the other mans mind, ik geloof alleen in goede zetten) wel degelijk bewust van psychologische aspecten van het spel. Ook noemen de auteurs het gedrag van parapsycholoog Zukhar tijdens de WK-match Korchnoi – Karpov. 

Harry Wienigk wijst er in zijn boek ‘Enzyklopaedie Mittelspielmuster’ op dat mensen in beelden denken. Opslaan van cruciale stellingen in de vorm van diagrammen in een databank kan derhalve een belangrijke rol spelen bij het opfrissen van het geheugen en het inprenten van kennis. Hij noemt een aantal uitgangspunten van de USSR-pedagogiek:  denken heeft een materiële grondslag, een  mens verandert zichzelf door gedisciplineerde leerarbeid, door leren verandert het karakter,  kennisopname maakt hersenen continu leervaardiger en door geconcentreerde oefening gaan mensen stabieler en actiever denken. Tevens spreekt hij over aanschouwelijke en verbale kenniscodering die elkaar aanvullen. Vaardigheden ontwikkel je het beste in een wisselwerking tussen leren en uitproberen.
Wienigk stelt dat je door veelzijdig met thema’s om te gaan intuïtief denken ontwikkelt en je de weg baant naar nieuwe inzichten.
Hij geeft adviezen voor jeugdopleiding, zoals  zelfvertrouwen opdoen in trainingen die vooral gericht zijn op het ontwikkelen van fascinatie voor de sport.

IM Jesper Hall bespreekt in zijn boek ‘Chess Training for Budding Champions’ trainingstips. Daarbij maakt hij gebruik van psychologische inzichten die hij aan praktijkervaringen als speler en trainer ontleent. Topvorm beschrijft hij in een paar kernwoorden: geconcentreerd, ontspannen, effectief rekenen, helder hoofd, je voelt je volledig onder controle, je voelt welhaast een fysieke verbondenheid met de partij. Zo’n mentale houding kun je creëren, stelt hij. Daarbij is het belangrijk bereikbare doelen te stellen, innerlijke mentale kracht op te bouwen en tijdens de partij volledig te focussen.
Constructief omgaan met tegenslagen bepaalt of je verder komt op het pad van succes. De essentie van een effectieve schaaktraining is plezier. Schaken gaat om winnen, geef daarom de training het karakter van een competitie. Hanteer tijdens een toernooi routines en zorg voor goed energiemanagement. Als je succes wilt, zijn er geen excuses.

Reinhard Munzert bespreekt in zijn boek ‘Schachpsychologie’  veel schaakpsychologische kwesties. Hij spreekt zowel over zelfmanagement als over principes van effectieve trainingen.
Om succes te hebben moet je zwakke punten overwinnen en sterke punten verder uitbouwen. Daarvoor moet je eerst een diagnose stellen: vaststellen wat er aan de hand is.
Zijn uitgangspunt is: ‘de mens bezit in zijn eigen bewustzijn de sleutel tot begrip en tot het oplossen van zijn problemen’.
Hij spreekt over een aantal mogelijkheden om te veranderen. Mensen verschillen en daarbij geldt dat je moet doen wat voor jou werkt.
Een psycholoog kan mensen niet veranderen, zegt Munzert. Maar hij kan hen wel helpen zichzelf te helpen.
Verandermethoden zijn gebaseerd op cognitieve processen. Hij noemt onder meer bewustwording, innerlijke zelfspraak (bijvoorbeeld via een mantra), voorstellingsvermogen, gedachtestop (negatieve gedachten onderbreken waarna ze afnemen, techniek: ‘stop’ zeggen en vuist ballen) en het gebruik van positieve gedachten (negatieve gedachte vervangen door positieve:  ‘ik zal wel iets gemist hebben’ vervangen door ‘wat zijn de kenmerken van de stelling’).
Ook  bespreekt hij stress- en angsthanteringsmethoden als  systematische desensitivatie (stapje voor stapje aan iets angstaanjagends wennen) en stressinentingstechniek (vooraf al ervaren hoe je in een situatie zal gaan handelen). Hij  noemt als ontspanningstechnieken verder progressieve spierontspanning, autogene training (gericht op het autonome zenuwstelsel via zelfspraak en ontspanning) en biofeedback technieken. Een eenvoudig toepasbare techniek is achteroverleunen en rustig en diep doorademen.

Karel van Delft (23 februari 2012)