Gepubliceerd op 18 april 2020

Gert Ligterink

Ligterink 1992

English

Toen halverwege de jaren zestig een jeugdspeler bij de schaakclub Unitas in Groningen kwam binnenlopen was het iedereen snel duidelijk dat het Groningse schaakleven eindelijk een talent van nationaal niveau in huis had. Eigenlijk was het vreemd dat het noorden zo lang had moeten wachten, want het georganiseerde schaakleven in en rond de stad Groningen kwam vroeg op gang. Al in de jaren zeventig van de negentiende eeuw bestond er een Provinciaal Groninger Schaakbond, die zich enkele jaren later omdoopte in Noordelijk Schaakbond. Aan organisatie dus geen gebrek, aan echt talent blijkbaar wel.

De voortvarende opkomst van Gert Ligterink, want over hem hebben we het, was overigens niet te danken aan de noordelijke schaakorganisatie, zeg de jeugdopleiding. De jonge Gert leerde pas in 1963, kort na zijn veertiende verjaardag schaken. Dat hij al drie jaar later in het seizoen 1996-67 voor Unitas in de hoofdklasse aan het eerste bord speelde maakte duidelijk dat hier sprake was van een reusachtig ruw talent. In 1966 had Ligterink voor het eerst meegedaan aan het Nederlands jeugdkampioenschap, in 1969 veroverde hij die titel na Hans Böhm in een beslissingstweekamp met 2-0 te hebben verslagen.

De late start en het feit dat hij in het noorden woonde hebben er ongetwijfeld aan bijgedragen dat Ligterink nooit verder is gekomen dan de nationale top. Met een betere basis en met sterkere tegenstand had er ongetwijfeld meer in gezeten. Nu behaalde hij zijn belangrijkste resultaten op Nederlandse bodem. Hij speelde zeven keer in de meestergroepen van het IBM- of Hoogovenstoernooi en zes keer in de grootmeestergroepen van een van beide. Vanaf 1976 deed hij dertien keer mee aan het Nederlands kampioenschap, met 1979 als absoluut hoogtepunt. In een groep van veertien, kom daar tegenwoordig eens om, scoorde hij tien punten, een punt meer dan Ree en Timman en tweeënhalf meer dan Donner en Van der Wiel.
Het is een algemeen bekend feit dat een mee- of tegenvaller in de beginfase je toernooi kan maken of breken. Het NK van 1979 was daar een klassiek voorbeeld van. In een gigantisch tijdnoodduel met Piet van der Weide in de tweede ronde, waarin beide spelers niet meer noteerden was Ligterink in een totaal verloren positie terecht gekomen toen Van der Weide besloot dat de veertig zetten nu wel gehaald waren en een drankje ging halen. Terug aan het bord kreeg hij van wedstrijdleider Folkers te horen dat hij niet verder dan zet 39 was gekomen. Dat extra punt gaf Ligterink vleugels en verderop in het toernooi versloeg hij zijn naaste concurrenten Ree, Timman en Donner.

Aan zo’n topprestatie moest wel een grondige voorbereiding ten grondslag liggen zou je denken. Maar nee, dat was er niet van gekomen. Ligterink zat net in een verhuizing en had zich voornamelijk bezig gehouden met schilderen en behangen. Wel had hij om in de stemming te komen kort voor het toernooi David Bronsteins klassieke toernooiboek over Zürich 1953 doorgenomen.

Tegenwoordig kent de Nederlandse schaakwereld Gert Ligterink vooral als schaakmedewerker van De Volkskrant. Al in het begin van zijn loopbaan als beroepsschaker realiseerde hij zich dat je op de lange termijn niet kunt leven van het spelen van toernooien en competitiewedstrijden alleen. Dan ligt de overstap naar de journalistiek erg voor de hand. Via de Winschoter Courant en het Nieuwsblad van het Noorden kwam hij in 1983 bij De Volkskrant terecht. Het begon met de rubriek maar al snel kreeg hij ook de verslaggeving toebedeeld omdat Hein Donner, op dat moment de man voor de verslagen, eind 1983 een hersenbloeding kreeg. Dat hij sindsdien hoog gewaardeerd wordt door de redactie blijkt wel uit het feit dat de schaakrubriek in De Volkskrant naast die van Hans Ree in NRC Handelsblad een van de weinige serieuze schaakrubrieken is die aan de slachting van het laatste decennium is ontsnapt. (MbdW)

Gert Ligterink

When halfway through the 1960s a young player dropped in at the Groningen chess club Unitas, it was soon clear to everyone that chess life in Groningen finally harboured a talent of national level. Actually it was strange that the northern region of the Netherlands had to wait for so long, since organized chess life in and around the city of Groningen got into stride at an early stage. Already in the 1870s there was a Provincial Groningen Chess Federation, which re-baptized itself into the Northern Chess Federation a few years later. So there was no lack of organization, but apparently there was a lack of real talent.

By the way, the dynamic rise of Gert Ligterink, of whom we are speaking here, could not be attributed to the northern chess organization or its youth training system, for instance. Young Gert only learned chess in 1963, shortly after his fourteenth birthday. That he played on first board for Unitas in the Dutch first league three years later already, in the season 1996-67, shows that he was a terrific raw talent. In 1966, Ligterink had participated in the Dutch youth championships for the first time; in 1969 he conquered the national youth title after beating Hans Böhm in a play-off match by 2-0.

His late start, and the fact that he lived in the north of the country, doubtlessly contributed to the fact that Ligterink never made it any further than national top level. With a better basis, and stronger opponents, there is no doubt that he would have accomplished more. As it was, he achieved his most important results on Dutch soil. He played seven times in the Master groups of the IBM and Hoogovens tournaments, and six times in the Grandmaster groups of these events. From 1976 onwards, he took part in the national Dutch championship thirteen times, with 1979 as his absolute high point. In a group with fourteen players – something we can only dream of nowadays! – he scored ten points, one point more than Hans Ree and Jan Timman, and two-and-a-half more than Hein Donner and John van der Wiel.

It is a widely known fact that a lucky or an unlucky break in the early rounds can make or break your tournament. The 1979 Dutch Championship was a classic example of this. In a gigantic time-trouble duel with Piet van der Weide in the second round, when both players were no longer writing down their moves, Ligterink landed in a totally lost position, when Van der Weide decided that by now he must have made the fortieth move, and went off to get a drink. When he came back to the board, arbiter Folkers told him that he hadn’t gotten any further than move 39. This extra point gave Ligterink wings, and later in the tournament he beat his nearest rivals Ree, Timman and Donner.

You would think that such a top performance must have been soundly based on thorough preparation. But no, Ligterink hadn’t got around to that. He was in the middle of a move to another house, and had mainly occupied himself with painting and papering the rooms. To get in the mood, he had gone through David Bronstein’s classic tournament book about Zürich 1953 just before the tournament.

These days, the Dutch chess world mainly knows Gert Ligterink as the chess correspondent of de Volkskrant. Already at the start of his career as a professional chess player, he realized that in the long term you can’t make your living playing in tournaments and competitions alone. And then a change to journalism is a quite logical step. Via the Winschoter Courant and the Nieuwsblad van het Noorden he ended up writing for de Volkskrant in 1983. He started with the weekly column, but soon he was also assigned to cover chess events, because Hein Donner, who had been doing the reporting up to that moment, suffered a brain haemorrhage in late 1983. That Ligterink has been highly appreciated by the editorial staff ever since is clear from the fact that, besides Hans Ree’s in NRC Handelsblad, Ligterink’s chess column is one of the few serious ones that escaped the slaughter in the previous decade. (MbdW)