Gepubliceerd op 16 mei 2010

Een visje voor de partij? Over voeding, doping en schaken

Het schaakteam van Moskou kreeg gedurende de Spartakiade, het Russisch teamkampioenschap, uitstekende maaltijden geserveerd. Het was in de tijden van de Sovjet Unie. Een official merkte nadrukkelijk op dat de spelers zich daardoor uitstekend zouden voelen en nu wel gemotiveerd, ja zelfs verplicht zouden zijn tot excellente prestaties. ‘Mijn vrouw kookt thuis voortreffelijk, maar toch kan ik niet alle wedstrijden winnen’, reageerde wereldkampioen Vasily Smyslov resoluut. Een diëtiste adviseerde grootmeester Boris Gulko om wortelen te eten. Gulko had daar weinig trek in. ‘Er zit te weinig groen pigment in’, wimpelde hij de vrouw af.

De fysieke conditie van mensen, dus ook van schakers, wordt beïnvloed door voeding, zowel eten als drinken. Opmerkelijk is dat er nauwelijks onderzoek is gedaan naar de invloed van voeding op schaakprestaties. Waarom zouden topschakers zich voor voeding of doping moeten interesseren?

Visje

Veel, zo niet bijna alle, Nederlandse topschakers besteden geen speciale aandacht aan hun voeding. Dat geldt ook voor de nationale schaakbond KNSB.

En Passant uit Bunschoten nuttigt een gebakken visje bij iedere thuiswedstrijd. Dat komt voort uit een traditie die is ingesteld door speler/sponsor Dick de Graaf, vertelt teamgenoot Richard Vedder. Voor de tegenpartij en wedstrijdleider is er ook voldoende vis. ‘ Daar zit geen andere filosofie achter dan dat het ervoor zorgt dat iedereen lekker op tijd is en de sfeer ontspannen. En onze drang om afwijkender te zijn dan de rest wordt er ook weer mee bevredigd!’

Grootmeester Erik van den Doel is vegetariër, maar is dat om principiële redenen. Hij is lid en activist bij de Partij van de Dieren. ‘Dierenleed, milieu, de voedselprijsstijgingen die het gevolg zijn van het hebben van een grote veestapel en de honger die dit mechanisme veroorzaakt in de derde wereld. In voeding en schaken heb ik me niet erg verdiept sinds de lezing van Kees Gorter. Ik eet geen zoetigheden voor en tijdens de partij wegens de dip die daarop volgt. That’s all.’

Vanaf de jaren zeventig nuttigde het eerste team van Groningen decennia lang een banaan tijdens de wedstrijd. Teamleider Johan Zwanepol is daar mee begonnen. ‘Het leek mijn vrouw een goed idee, het bevordert de saamhorigheid in een team. Ze koos voor bananen, want appels smakken te veel en van sinaasappels krijg je kleverige handen. Na jaren hield het weer op, het was steeds een gedoe bij uitwedstrijden een supermarkt te vinden.’

Artur Joesoepov

In het westen werd jaren met argusogen gekeken naar de manier waarop in Oostbloklanden sporters op topprestaties werden voorbereid. Parapsychologen, diëten, Spartaanse trainingsregimes, wetenschappelijke experimenten, doping, het was allemaal mogelijk.

Bovenstaande Russische anekdotes zijn afkomstig van grootmeester Artur Joesoepov. Hij groeide op in de Sovjet Unie, was jeugdwereldkampioen en behoorde jarenlang tot de absolute wereldtop. Hij zegt dat hij van al die veronderstelde praktijken in zijn schaakcarrière niets heeft meegemaakt. Hij schaakte voor zijn plezier en had sportieve ambities. Van het politieke, hoewel paranoïde, bestuur kreeg hij veel faciliteiten om zich optimaal te ontwikkelen als topschaker.

Joesoepov sluit niet uit dat er in de Sovjet Unie wetenschappelijk onderzoek naar de rol van voeding bij het leveren van topprestaties door denksporters werd gedaan. In de praktijk merkte hij daar echter niets van. En bij topspelers was het zeker geen punt van aandacht.

Op een enkeling na wellicht. Van wereldkampioen Garry Kasparov is bekend dat hij het belang onderstreept van een goede conditie en mogelijk ook gebruikt hij vitaminepreparaten. Wereldkampioen Botwinnik gebruikte zeker extra vitamines. Maar die leefde volgens een zelfopgelegde ijzeren discipline en deed alles wat hij gezond achtte.

Zelf heeft Joesoepov voeding nooit een prominente rol laten spelen in zijn topsportcarrière. Je eet, je drinkt, je ademt. Gewoon, net als andere mensen.
Wel is het volgens hem zo dat het niet verstandig is om veel te eten vlak voor een wedstrijd, dat levert een slaperig effect op. Een kop koffie kan voor korte duur stimulerend werken meent hij. In tijdnood of bij het beoordelen van een kritieke variant die hoofdbrekens kost, kan zo’n stimulans welkom zijn.
Verder denkt Joesoepov dat het nuttig is voldoende water te drinken tijdens een partij. Hoe het werkt weet hij niet, maar er gaat volgens hem in ieder geval een kalmerende werking van uit. En je wordt er alerter van.

Over het gebruik van alcohol zegt Joesoepov dat dit over het algemeen ten koste van de concentratie en dus van prestaties gaat. Als een speler echter gespannen is tijdens een toernooi kan een glaasje rode wijn voor het slapen gaan rustgevend werken, meent hij.
Een positieve ervaring had hij in Zwitserland met bananen. ‘Ik kreeg er een van de teamleider tijdens een partij. Of het suggestie is, weet ik niet. Maar ik voelde me veel prettiger en won de partij.’

Magnus Carlsen

Op de weblog van de huidige nummer 1 van de wereld, de 19-jarige grootmeester Magnus Carlsen staat dat fysieke sport en voeding een onderdeel zijn van zijn wedstrijdvoorbereiding. Op details wordt niet ingegaan.

Loek van Wely

Grootmeester Loek van Wely is zesvoudig Nederlands kampioen. Aan voeding besteedt hij geen bijzondere aandacht. ‘Belangrijk is wel dat je niet vlak voor een partij veel eet. Dan zit je aan het begin van een partij volgepropt en moet je uitbuiken. Je bloed gaat dan naar je maag vanwege de spijsvertering in plaats van naar je hersenen. Dat gaat dus ten koste van je concentratie. Je kunt het vergelijken met direct hardlopen nadat je gegeten hebt. Dat werkt ook niet. Dan voel je je niet fijn. Ik laat zeker twee uur tussen een maaltijd en een partij.’

Een speciaal dieet volgt Van Wely niet. ‘Ik zou ook niet weten waar dat uit zou moeten bestaan.’ Als topschaker is hij op toernooien in zeker 50 landen geweest. ‘Nergens heb ik met iemand over voeding gesproken, het is gewoon geen thema.’ Van andere grootmeesters heeft hij nooit gehoord dat ze iets met voeding doen.

Dat wil niet zeggen dat voeding geen rol zou spelen, stelt Van Wely. ‘Maar schaken is in een aantal opzichten qua sport erg onderontwikkeld. Ook op dit gebied, denk ik.’ Van de schaakbond heeft hij nooit enig advies of informatie gekregen. ‘Maar ik heb er zelf ook nooit om gevraagd. En ik heb er nooit iets over gelezen.’

Tijdens een partij eet Van Wely niet. Hooguit pakt hij een broodje mee. Van koffie onthoudt hij zich tijdens partijen vrijwel altijd. ‘Ik houd van frisdranken, met suikers er in. Zoals een colaatje. Dat geeft me een klein oppeppertje. Het is wel belangrijk om tijdens een partij voldoende vocht en suikers tot je te nemen. Als je merkt dat je in begint te kakken, moet je wat gaan drinken.

Eénmaal heeft Van Wely een dopingtest ondergaan, in Spanje. ‘Maar dat was een wassen neus. Je moest wat urine afgeven maar dat had je makkelijk kunnen verwisselen. Daar was geen strenge controle op.’ Van Wely heeft driemaal een NK gewonnen, terwijl er dopingcontroles plaatsvonden. ‘Het is wel opmerkelijk dat ze dan de kampioen niet controleren.’

Of er doping bestaat voor schakers, weet Van Wely niet. ‘Je hoorde vroeger wel van die verhalen over Russen die pilletjes gebruiken. Als je ziet wat voor energieke indruk Kasparov altijd maakte, dan vraag ik me af of dat wel menselijk is. En in Oost-Duitsland werden vroeger ook allerlei voedselsupplementen en doping gebruikt door sporters.’ Dat er door artsen bepaalde stoffen verstrekt worden in bepaalde landen, sluit Van Wely zeker niet uit. ‘Maar misschien hebben die pillen wel alleen een placebowerking. Als de suggestie maar werkt. Psychologie speelt natuurlijk een belangrijke rol in het schaken.’

Van Wely rookt niet en drinkt zeer matig alcohol. Hij houdt er van om fysiek goed in conditie te zijn. Daarom doet hij ook diverse fysieke sporten als fitness en voetbal. Schaken op topniveau vraagt veel energie. En optimale concentratie. ‘Tijdens het Corus-toernooi zijn partijen echt één lange sprint tot het eind toe. Je kunt geen moment verslappen. Elke fout is dodelijk. Als je een nuance mist, loop je de hele partij achter de feiten aan. Dan zit je met de gebakken peren. Zo’n partij ga je niet meer winnen.’

Optimale sportprestaties kunnen leveren hangt van veel factoren af, zegt Van Wely. ‘De een zoekt het vooral in openingsvoorbereiding, een ander werkt ook meer aan zijn fysieke conditie. Goed slapen is van belang. Zo zijn er veel dingen.’ De vraag is, zegt Van Wely, hoeveel tijd en energie je aan elk van die factoren besteedt. ‘Van voeding heb ik geen verstand. Je houdt met een paar dingen rekening, maar dat is het dan. Ik zou het wel handig vinden om een paar richtlijnen te hebben zodat ik weet waar ik op kan letten.’

Sipke Ernst

Op een NK in 2002 was professioneel schaker Sipke Ernst één van de zes eerste Nederlandse schakers die op doping werd gecontroleerd. Hij was toen internationaal meester, sinds 2005 is hij grootmeester. ‘Ik zou binnen zeven weken een uitslag krijgen, maar ik heb er niets meer van gehoord. Het zal dus wel goed zijn geweest.’ Ernst moest onder toezicht 70 milliliter urine produceren. ‘Dat duurde wel even. Je voelt je toch wat gespannen in zo’n situatie.’ Op het NK 2003 was hij weer aan de beurt. ‘Toen was ik sneller klaar.’

Met de dopingcontrole heeft Ernst geen problemen. ‘Het is een financiële kwestie. Door de dopingcontrole kan de schaakbond subsidies krijgen en dat is goed voor het schaken. Ik heb er wel begrip voor.’
Ernst meent dat dopinggebruik onder schakers niet of nauwelijks voorkomt. ‘Er is in Nederland één IM die wel eens geestverruimende middelen gebruikt, maar ik geloof er geen biet van dat dat werkt.’

Dat het gebruik van bètablokkers nuttig zou zijn, betwijfelt Ernst. ‘Je wordt er misschien wel te rustig van. Je moet een bepaalde spanning hebben om je goed te kunnen concentreren. Anders krijg je een soort Naumann-effect. Deze Duitse grootmeester kreeg een kind, hij was gelukkig en winst of verlies kon hem toen niet meer schelen. Zijn concentratie tijdens partijen nam af en dat scheelde heel gauw 70 ratingpunten. Jeroen Piket viel trouwens nadat hij een kind kreeg van de zevende plek op de wereldranglijst buiten de top honderd.’

Ernst let bewust op zijn voedingspatroon. ‘Maar dat is meer omdat ik gewoon fit wil zijn. Ik drink maximaal vijf koppen koffie op een dag en voorafgaand aan een partij drink ik weinig koffie. Het lijkt me niet goed om hyper achter het bord te zitten.
In de Duitse Bundesliga komt Ernst uit voor Solingen. Een uur voorafgaand aan de wedstrijd luncht het team gezamenlijk. Diverse spelers nemen dan een zware warme maaltijd. Zelf houdt Ernst het bij salades. ‘Als je flink eet, moet je lichaam dat verteren. Dan ben je minder scherp. Als je drie uur later je eten verteerd hebt, sta je misschien al verloren.’

Voeding is zeker geen gespreksonderwerp onder topschakers, zegt Ernst. In 2002 kwam hij voor Nederland uit op de Olympiade en later nog op een EK landenteams. ‘Van de begeleiding heb ik nooit iets over voeding gehoord. Ik denk eigenlijk omdat het niet zo super belangrijk is.’

‘Schaken is iets anders dan honderd meter sprinten’, licht Ernst zijn relativering toe. ‘Je moet vijf tot zes uur een redelijk peil van concentratie hebben. Maar dat hoeft niet super te zijn. Dat kan ook niet, want dan zou je na een partij barstende koppijn hebben.’ Uiterste concentratie is alleen aan de orde tijdens het doorrekenen van kritieke varianten in een stelling’, stelt Ernst. ‘Bij meer positionele analyses gaat het meer om een objectieve taxatie van stellingen.’

Jan Timman

Grootmeester Jan Timman behoorde jaren tot de absolute wereldtop. Bij belangrijke matches zoals de strijd om het wereldkampioenschap is een strikte dagindeling noodzakelijk, zegt hij. ‘Ook ten aanzien van wat je eet.’ Daarbij gaat het bij hem om regelmaat en matig eten. Hij wijst er op dat het in zuidelijke landen als Spanje gebruikelijk is om rond de middag een warme lunch te gebruiken. Het verteren van het voedsel kost energie en dat gaat ten koste van je concentratie, zegt hij. ‘Ik weet zelf niet precies wat je het beste kunt eten.’

Timman heeft contact gehad met een diëtiste over gezond eten. ‘En daar houd ik mij aan, dat geeft je in ieder geval een goede en gezonde basis. Verder heb ik me er nooit in verdiept.’ Timman merkt op dat voedingsgewoonten nogal verschillen tussen grootmeesters. ‘Sommigen zoals Andersen en Sokolov eten weinig voor een partij. Anderen zoals Fischer en Kasparov aten ’s middags altijd stevig voor een partij. Dat was ook de reden waarom Kasparov altijd zo laat mogelijk wilde beginnen ’s middags.’

Timman betwijfelt dat er in de Sowjet-Unie geen voedingssupplementen gebruikt werden. ‘Ik heb geruchten gehoord dat de absolute top, dus Karpov en Kasparov, wel begeleiding kreeg op voedingsgebied. Zij waren de absolute wereldtop en ze kregen veel ondersteuning. Meer dan andere topgrootmeesters. Er werd gesproken over astronautenvoedsel dat ze tijdens matches zouden gebruiken. Dat zou dus wel energie geven, maar niet het maagdarmkanaal belasten waardoor het bloed optimaal zuurstof naar de hersenen kan transporteren.’

Weigering Timman

In een artikel in Trouw (2002) licht grootmeester Jan Timman zijn weigering toe om aan dopingtests mee te doen. Hij noemt het vernederend en onzinnig voor denksporters. Timman zegt dat dopinggebruik niet voorkomt onder topschakers. Hij verwijs naar een experiment in de jaren zeventig van de vorige eeuw. ‘Een Duitse arts en tevens goed schaker, Helmut Pfleger, speelde een partij tegen Spasski terwijl hij onder invloed van een bètablokker was. Hij zou weliswaar altijd verloren hebben, maar deze keer was hij zo kansloos en was hij ook zo gedwee. Dat middel had dus een negatief effect.’

Ook een experiment in de voormalige DDR waarbij twee groepen tegen elkaar schaakten zou negatief zijn uitgepakt voor de groep die een niet nader genoemd middel gebruikte. Timman zegt in het interview dat de dopingautoriteiten cafeïne en nicotine op de lijst zouden moeten zetten als ze consequent zouden zijn. Omdat die genotsmiddelen algemeen ingeburgerd zijn, begint de dopingautoriteit daar niet aan, constateert de Nederlandse topschaker.

Friso Nijboer

Grootmeester Friso Nijboer vertelt dat er in het toernooi Bled 2002 een dopingcontrole was waar ook op cafeïne gecontroleerd werd. Cafeïne stond toen op de dopinglijst. ‘Daarom heb ik elke dag maar twee koppen koffie gedronken. Eenmaal heb ik er drie genomen.’ Volgens Nijboer is er geen enkele stof die schaakprestaties bevordert. ‘Ik heb dat gehoord van een internationaal meester die zichzelf een expert noemt op dit gebied. Hij heeft alles gebruikt wat er maar te gebruiken valt. Zijn conclusie is: ‘niets helpt’.’

Marihuana Bosboom

IM Manuel Bosboom heeft in 2003 met marihuana (via verdampen) geëxperimenteerd tijdens het Apeldoorns snelschaakkampioenschap. Hij won het toernooi voor Merijn van Delft (’s nachts doorgehaald in de kroeg) en de grootmeesters Igor Glek en Artur Joesoepov.
‘Het brengt je in een heldere staat. Je gaat meer op het gevoel spelen’, zo meldt de schaker aan een journaliste van de locale krant. ‘Je krijgt er hetzelfde gevoel van dat je ook kunt krijgen als je supergoed in vorm bent. Mijn zetten gaan misschien wat langzamer, maar mijn volgende zetten komen in een voortdurende stroom in mijn hoofd op.’

Lezing Gorter

De Apeldoornse huisarts Kees Gorter heeft in 1994 een lezing gehouden over schaken en voeding tijdens het zogeheten Creatief Toernooi in Apeldoorn.
De titel van zijn lezing luidt: ‘Wat is de invloed van lichamelijke conditie en voeding op aandacht en concentratie? – Over de medische aspecten van het schaken.’

Gorter citeert wereldkampioen Botwinnik (in Munzert: Schachpsychologie). Schaken heeft vier aspecten: techniek, fysiek, psychologie en toeval. Tevens verwijst hij naar Kasparov die het begrip ‘compensatiesport’ hanteert. Bijvoorbeeld voetbal en badminton vereisen veel uithoudingsvermogen, opmerkzaamheid en reactiesnelheid. Omdat de lichamelijke en geestelijke toestand nauw samenhangen zijn dergelijke fysieke sporten nuttig voor het prestatievermogen van denksporters.

Gorter heeft voor zijn lezing contact gehad met dr. Harm Kuipers (wereldkampioen schaatsen en inspanningsfysioloog aan de Universiteit van Maastricht) die het belang van het vegetatief zenuwstelsel voor de stresshuishouding onderstreept.

In de lezing geeft hij diverse concrete adviezen:

  • Tijdens wedstrijd: niet kort tevoren zware lichamelijke inspanning.
  • Tussen partijen: juist wel kortdurende inspanning om de alertheid van het lichaam te stimuleren, maar vermoeidheid voorkomen.
  • Slecht slapen voorafgaand aan een partij is geen probleem omdat het vegetatieve zenuwstelsel dan hyperactief is.

Volgens Kuipers heeft geestelijke arbeid geen noemenswaardige daling van de hersenbloedsuikerspiegel tot gevolg. (Recent onderzoek stelt vraagtekens bij deze conclusie, KvD). Enkele adviezen:

  • Teveel suiker zet het maagdarmkanaal aan het werk met als gevolg gevoel van dufheid. Te weinig suiker leidt tot trillerigheid en concentratieverlies. Daarom tijdens de wedstrijd licht verteerbare maaltijden en geen vette snoepwaren. En anderhalf uur voor de wedstrijd calorieën in de vorm van vooral koolhydraten (55-60 procent van de voeding, koolhydraten zitten in rijst, bruin brood en vers fruit – koolhydraten worden snel en effectief in energie omgezet).
  • Cafeïne: in beperkte mate koffie en cola stimuleert het vegetatieve zenuwstelsel. Hierdoor neemt de alertheid toe waardoor iemand adequater kan reageren.
  • Alcohol werkt ook in kleine hoeveelheden nadelig op alertheid. Twaalf uur voor partij niet drinken.
  • Andere dranken: liefst isotoon.

Gorter citeert ook hoogleraar Humane Voeding aan de Universiteit van Maastricht Saris. Die stelt dat eiwitten en vitaminen nooit een probleem vormen in de voeding van topsporters. Vooral gevarieerde en gebalanceerde voeding is essentieel voor zowel fysieke als mentale prestaties. Adviezen dienen persoonsgebonden te worden gegeven.

Gorter spreekt ook over diverse psychologische aspecten van concentratie. Die vallen buiten het bestek van dit verhaal.
Hij besluit met drie gouden regels (bron: ‘De menukaart van de sporter’, KNAU schoolatletiek):

  • Zorg voor voldoende variatie in je menu.
  • Eet zo vers mogelijk.
  • Zorg voor voldoende vocht.

Sportarts Zuur

Schaakbond KNSB heeft geen expertise over voeding in huis. Dat is anders bij de Nederlandse Bridgebond. Die doet sinds enkele jaren gemiddeld een paar uur per week een beroep op sportarts Ciska Zuur.
Ze is recreatiebridger en heeft zichzelf als vrijwilliger aangemeld bij de bond. ‘Ik las dat spelers voor een 100.000 dollar toernooi naar de VS gingen en een paar dagen voor het toernooi nog even een dag door de Grand Canyon liepen. Het was daar bloedheet. Alsof dat niet dagenlang zijn weerslag op je fysieke conditie heeft.’

Over denksporten is nauwelijks specifieke voedingskennis beschikbaar, zegt Zuur.
Algemene kennis over sport en voeding, met uitgebreide voedingstabellen, staat onder meer in het standaardwerk ‘Voeding en sport’ van Anja van Geel en Joris Hermans, dat onder auspiciën van sportkoepel NOC*NSF is uitgegeven.

De taak van sportarts Zuur is bridgers zo goed mogelijk voor te bereiden op optimale denkprestaties. Volgens het principe: ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’. Ze geeft onder meer adviezen over het voorbereiden op buitenlandse reizen. Daarbij gaat het om zaken als fysieke conditie, jetlags, temperatuurverschillen, hygiëne en wat de denksporters wel en niet kunnen eten als ze fit willen blijven. ‘Wel belangrijk, maar niet specifiek voor denksporters’, zegt Zuur.

Belangrijk is dat denksporters een goede conditie houden. Twintig minuten wandelen per dag draagt daar behoorlijk aan bij. ‘Denksporters onderschatten vaak hoeveel energie hun sport kost.’
Zuur waakt ook over de algemene conditie van haar spelers. Een verstoorde bloedsuikerspiegel bij diabetes of bloedarmoede geeft bijvoorbeeld concentratieverlies.

Tijdens wedstrijden is de zithouding erg belangrijk. Aan de voorkant van de stoel gaan zitten en iets voor over leunen op de voeten geeft optimale ontlasting aan de rug. Het probleem bij bridgers is echter wel dat een speler als hij voorover leunt moet oppassen dat een andere speler zijn kaarten niet ziet. Als een speler op de juiste wijze zit (en niet onderuit gezakt of scheef zit) zit wordt hij minder gauw moe en dat scheelt in de concentratie.
‘Het meubilair is niet altijd optimaal. Eigenlijk zou je een op de persoon afgestemde optimale tafelhoogte wensen, maar wat doe je als lange en korte spelers met elkaar aan een tafel zitten?’

Belangrijk is innemen van voldoende vocht. Het concentratievermogen neemt snel af als het lichaam te weinig vocht heeft. Twee procent gewichtsverlies aan vocht werkt al nadelig op de concentratie, terwijl je dat als speler niet zelf waarneemt. Bij vliegreizen is het ook nuttig veel te drinken wegens uitdroging door de airco en de lage luchtdruk in het vliegtuig. En het vermindert tevens de effecten van de jetlag.
Tevens is het belangrijk regelmatig te lopen tijdens een lange partij of tijdens een bridgetoernooi. Daardoor ontspant het lichaam en dat is goed voor de concentratie.

Zuur waarschuwt spelers voor het gebruik van middelen die op de dopinglijst staan. Van die middelen hoeft een speler geen baat te hebben bij het leveren van sportprestaties, maar als ze op het gebruik worden betrapt heeft dat vervelende consequenties.
Het aantal middelen dat mogelijk positief effect heeft op denkprestaties is beperkt, meent Zuur.

Sommige mensen menen dat ze ontspannen raken door gebruik van marihuana. Er is de sportarts geen wetenschappelijk onderzoek bekend, dat dit onderbouwt. ‘Mogelijk geldt het bij beperkt gebruik bij een aantal mensen. Maar marihuana is verboden en het blijft lang in het bloed zitten. Ik raad gebruik ten zeerste af.’
Bètablokkers zijn eveneens verboden bij het bridgen, behalve wanneer ze gebruikt worden op medisch voorschrift wegens onder andere hartproblemen. Ze worden door sporters gebruikt om te kunnen ontspannen. De pakkans bij controles is groot. ‘Niet doen’, zegt Zuur.

Denksporters kunnen bij internationale evenementen in de problemen komen door het gebruik van multi-vitaminen. Die kunnen vervuild zijn met stoffen die op een dopinglijst van het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) en de Dopingautoriteit staan. Zuur raadt uitsluitend officieel goedgekeurde preparaten aan.

Met slaappillen moeten spelers oppassen. Die kunnen langdurig doorwerken en de volgende dag tot sufheid leiden. Bovendien is de uitwerking per persoon verschillend. Als je bijvoorbeeld nooit een slaaptablet neemt is het effect in het algemeen veel groter dan wanneer je een regelmatige gebruiker bent. Gelukkig blijkt uit Wagenings onderzoek dat een glas warme melk echt helpt bij het beter in slaap vallen.

Wie toch een mogelijkheid zoekt zichzelf op te peppen kan zijn toevlucht nemen tot een enkele kop sterke koffie. Cafeïne maakt spelers alerter. Bananen bevatten tryptofaan, die het lichaam omzet in serotonine wat eveneens tot een opgewekte stemming leidt. In bananen zitten bovendien drie soorten koolhydraten, waarvan de eerste vrijwel direct energie geeft en de andere twee na een half uur en anderhalf uur, waardoor de suikers verspreid over een wat langere periode in het bloed komen. Het is wel zaak net rijpe bananen te nemen, want overrijpe bananen bevatten vooral de eerste soort koolhydraten.

Alcohol werkt nadelig op de concentratie, ook al bij een enkel glas. Contraproductief zijn druivensuikers en energiedrankjes tijdens een partij. Ze geven een korte energiestoot maar het lichaam maakt teveel insuline aan. Dat leidt vervolgens tot een te lage bloedsuiker en tot verminderde concentratie.
Een ander probleem zijn light drankjes, daar zitten veel zoetstoffen in. Daardoor denkt het lichaam dat het suiker heeft ingenomen en het maakt ten onrechte te veel insuline aan met eveneens als effect dat de bloedsuiker laag wordt en de concentratie vermindert.

In ieder geval is het aan te raden om tijdens een toernooi zoveel mogelijk aan vaste voedselpatronen en leefgewoonten vast te houden, zegt Zuur.
Ze merkt op dat uit recent onderzoek blijkt dat de bloeddoorstroming van de hersenen na redelijke fysieke inspanning en ook na een zware maaltijd gedurende enkele uren aantoonbaar behoorlijk verminderd is. Dat is met MRI-scans gemeten. Aangezien het verschil tussen de top en de subtop vaak gering is, zijn dergelijke verschillen erg belangrijk bij het leveren van prestaties.

Bij sterk wisselende temperaturen is het nuttig rekening te houden met voedsel. Zuur noemt als voorbeeld een EK bridge in Pau, in het zuiden van Frankrijk. De temperatuur steeg binnen een aantal uren van circa 20 naar 32 graden. Onmiddellijk gaf ze haar spelers voedsel- en gedragsadviezen, zoals een licht verteerbare maaltijd met sla en afzien van het eten van warme soep. Ook koude drank en ijs moet vermeden worden omdat het maagdarmkanaal daarvan schrikt. Daarnaast ontraadde ze spelers bijvoorbeeld om in de brandende zon over straat te lopen.

Wat het effect van haar adviezen op de wedstrijdprestaties is, is moeilijk vast te stellen. ‘Daarvoor moet je met een voldoende aantal denksporters een gecontroleerd experiment onder verschillende condities doen. Maar er zijn wel allerlei concrete aanwijzingen.’
Zuur baseert veel adviezen op algemene medische kennis en voedingsleer. Vooralsnog lijkt het plausibel dat die ook voor denksporters gelden als het om de fysieke conditie gaat.

Bij de Bridgebond hebben veel spelers, trainers en coaches de afgelopen jaren begeleiding van Zuur gekregen. Dat gebeurt via lezingen, hand outs en mailtjes alsook gesprekken omtrent persoonlijke vragen.

Onderzoek Baglione

De Argentijnse voedingsonderzoeker Roberto H. Baglione heeft het voedingsgedrag van 72 grootmeesters (17 vrouwen en 55 mannen uit 35 landen) via vragenlijsten onderzocht (2007) en een aantal voedingsadviezen geformuleerd.
Baglione is hoofd van het Department of Nutrition at the National Sport High Performance Center.
Hij constateert in zijn uniek onderzoek dat topschaken niet alleen mentaal, maar ook fysiek veel vraagt van spelers.
Dat vraagt naast schaaktechnische training om een meeromvattend programma waarin ook fysieke sportbeoefening en adequate voeding is opgenomen.

Baglione constateert dat tweederde van de GM’s tenminste drie maaltijden per dag gebruikt en dat 36 procent het ontbijt overslaat.
Vooral het ontbijt overslaan baart hem zorgen. Dat heeft direct gevolgen voor de glucoseconcentratie in hersenen en lever. Een goed ontbijt levert voedingsstoffen op die essentieel zijn voor het produceren van neurotransmitters, ofwel chemische boodschappers die de communicatie tussen zenuwcellen verzorgen. Een goed ontbijt bevordert het functioneren van het geheugen en concentratie.

Tweederde van de onderzochte GM’s vermijdt te veel eten of moeilijk verteerbaar voedsel.
Na veel eten, zegt Baglione, is het lichaam druk met verteren van voedsel en is er minder bloed- en zuurstoftoevoer naar de hersenen. Het leidt tot slaperigheid en vermoeidheid. Dat gaat ten kosten van de concentratie en analyserend vermogen.

De onderzoeker vond dat tijdens partijen 96 procent van de GM’s vast voedsel of iets te drinken tot zich nam. Als vast voedsel scoorde chocola hoog met 80 procent en fruit 15 procent. Omtrent drank waren de percentages water 72 %, koffie 43 %, thee 30 % en fruitdrank 24 %.
Baglione merkt op dat dorstig voelen een symptoom is dat te laat komt. Het geeft te laat informatie over uitdroging. Voordat spelers het realiseren is een tekort aan vocht al de oorzaak van een afgenomen korte termijngeheugencapaciteit, minder concentratie en minder rekenvaardigheid.
De onderzoeker wijst op negatieve prestatiegevolgen door gebrek aan voldoende vocht in het lichaam. Kleding, luchtvochtigheid, persoonlijke eigenschappen als huidoppervlakte, lichamelijke conditie en leeftijd zijn van invloed. Dat vraagt om op de persoon toegespitste adviezen.

Slechts twee van de grootmeesters bleken een persoonlijk dieet van voedingsspecialisten te volgen. Eenderde van de grootmeesters gebruikt voedingssupplementen als vitaminen, mineralen, proteïnen en aminozuren. Baglione merkt op dat een aantal van die supplementen door de WADA (World Anti-Doping Agency) verboden stoffen bevat (die niet vermeld worden op bijsluiters) en dat een verkeerd gebruik ook contraproductief kan werken.

Van de grootmeesters doet 88 procent aan enige vorm van fysieke training, waarvan 51 procent regelmatig (minimaal drie keer per week).

Baglione merkt op dat door fysieke activiteit het lichaam zelf endorfines aanmaakt die positieve invloed hebben op de emotionele toestand en weerstand vergroten. Tevens worden daardoor angst, depressie, spanning en stress vermindert. Ook worden daardoor cognitieve functies (geheugen, creativiteit, intelligentie) enigszins verbeterd. De fysieke gesteldheid van het lichaam wordt eveneens op tal van aspecten beter.
Terwijl het gebruik van tabak slecht is voor de gezondheid en ook de eetlust, rookt 15 procent van de onderzochte groep.

De onderzoeker geeft een aantal concrete adviezen:

  • Dagelijks ontbijt
  • Vermijd zwaar verteerbaar voedsel voor de partij (minimaal drie uur voor de partij stevige maaltijd)
  • Tijdens partij regelmatig voldoende vocht inname, dorst voorkomen
  • Bescheiden voedselinname tijdens partij
  • Leren wat ideale voedsel- en drinkbehoefte is, daar aan houden tijdens partijen
  • Donkergele urine wijst op uitdroging, remedie is veel drinken
  • Advies van een voedingsexpert inwinnen, gericht op persoonlijke eigenschappen en omstandigheden
  • Pas na medisch advies voedingsupplementen gebruiken
  • Fysieke training en medische controle

Baglione zegt in een emailwisseling dat hij zijn bevindingen omtrent voedinggedrag van schakers niet heeft vergeleken met prestaties (bijvoorbeeld ratings) van de onderzochte schakers.

Pools onderzoek

Wetenschappelijk onderzoek over schaken en voeding is nauwelijks voorhanden. In het Pools is een verhaal verschenen onder de titel ‘Voedingsgewoonten van jonge schaakspelers’. De auteurs schrijven dat goede voeding een belangrijke rol spelt bij de gezonde ontwikkeling van kinderen en de gezondheid van volwassenen. Ze stellen dat adequate voeding bijdraagt aan uitstekende sportprestaties.

De onderzoekers hebben de voedingsgewoonten van 75 Poolse jeugdschaaktoppers van 8 tot 19 jaar in beeld gebracht (36 meisjes, 39 jongens). Slechts 55 procent van hen volgde het advies op om per dag vier tot vijf maaltijden te gebruiken. Driekwart mist zelfs het ontbijt, vooral tijdens wedstrijddagen. Van de jeugdschakers at 13 procent slechts eenmaal per dag fruit of groente. Snoepgoed gaat er beter in.
De onderzoekers bepleiten voedingsvoorlichting aan jeugdschakers, ouders en coaches.

Advies denksport en doping

Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo) in 2000 de effecten van farmacologische stoffen op het prestatievermogen van denksporters onderzocht. De bevindingen staan in het rapport “Denksport & Doping – een verkennend onderzoek naar farmacologische stoffen die de prestatie bij denksporten kunnen verbeteren”.
Het NeCeDo is de voorganger van de Dopingautoriteit.

Het onderzoek bestond uit literatuuronderzoek naar effecten van farmacologische stoffen op mentale processen en een expertmeeting (experts vanuit de sportwereld en de wetenschap). Adequaat gericht wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van farmacologische stoffen op denksporten bestaat niet. De onderzoekers hebben zich daarom gebaseerd op algemeen bekende wetenschappelijke kennis omtrent de invloed van deze stoffen op denkprocessen.

Doping leidt tot concurrentievervalsing, gezondheidsrisico’s en imagoschade voor een sport.
Het NeCeDo stelt in het rapport dat sprake van doping is als een stof en tot prestatieverbetering leidt én sprake is van een gezondheidsrisico.
Het NeCeDo adviseerde de denksportbonden in Nederland gebruik van doping formeel te verbieden en daartoe reglementen met sancties op te stellen. Dat is ook gebeurd.

De stoffen die volgens het rapport bij denksporten als doping worden aangemerkt zijn amfetaminen, efedrines, cocaïne, bètablokkers en stoffen die de zuurstofbeschikbaarheid van de hersenen vergroten. Deze conclusies golden voor schaken, dammen, bridge en go.
Het NeCeDo verwachte van de genoemde stoffen dat deze de denksportprestatie kunnen verbeteren, ook al is het te verwachten effect klein.

Genoemde stoffen zouden namelijk van invloed kunnen zijn op cognitieve functies en processen zoals alertheid, aandacht, waakzaamheid, geheugen, informatieverwerking, denksnelheid en het vermogen taken lang vol te houden (‘cognitief uithoudingsvermogen’).

Cafeïne valt niet onder de gehanteerde definitie van doping. Weliswaar werkt het mogelijk bij twee tot drie koppen enigszins prestatiebevorderend, maar er zijn geen gezondheidsrisico’s en hoge doseringen werken prestatieverslechterend.
Ook nicotine zou prestatiebevorderend werken, maar omdat het gebruik enorm ingeburgerd is, adviseerde NeCeDo het niet op de lijst van verboden middelen te zetten.

De organisatie adviseerde niet de hele internationale lijst van het IOC over te nemen. Dat is in 2004 na internationale druk alsnog gebeurd. De Dopingautoriteit past nu de volledige lijst van de WADA toe.

Dopingautoriteit

In Nederland is nog nooit een schaker positief bevonden door de Dopingautoriteit. De definitie van doping is heel eenduidig: alle stoffen die op de lijst van de World Anti-Doping Agency staan.

Controles bij schakers vinden in Nederland plaats sinds 2002. In 2008 zijn er wereldwijd 95 schakers op doping gecontroleerd, zegt wetenschappelijk beleidsmedewerker Olivier de Hon van de Dopingautoriteit. ‘Daarvan was er één positief. Maar ik weet bijna zeker dat dat te maken had met een middel tegen astma of een bloeddrukverlager. Het moet iemand zijn geweest die daar voor vergeten is dispensatie aan te vragen.’

Eerder stelde de Nederlandse Dopingautoriteit een beperkte lijst met verboden middelen op (amfetaminen, efedrines, cocaïne, bètablokkers en stoffen die de zuurstofbeschikbaarheid in de hersenen vergroten). Sinds 2004 moet de de Dopingautoriteit van de World Anti-Doping Agency de volledige internationale dopinglijst hanteren. Daar staan zo’n 200 stoffen op.

Over directe relaties tussen denksporten en doping bestaat geen wetenschappelijke literatuur, zegt De Hon.
Als er al sprake zou kunnen zijn van doping voor schakers zou dat in relatie tot alertheid en concentratie moeten staan. Daarmee kun je bijvoorbeeld denken aan een amfetamine (pepmiddel) als Ritalin of aan modafinil (een middel tegen narcolepsie, slaperigheid). Deze stoffen staan op de dopinglijst. Prestatiebevorderende verbanden zijn echter niet aangetoond.

De Hon noemt twee middelen die als prestatiebevorderend voor schakers kunnen worden beschouwd: nicotine en cafeïne. ‘Maar die staan niet op de lijst van verboden stoffen.’
De redenen zijn dat nicotine wereldwijd ingeburgerd is (en daarmee onmogelijk te verbieden is) en cafeïne zou niet schadelijk voor de gezondheid zijn. Teveel cafeïne werkt bovendien contraproductief.

‘Cafeïne staat bij mijn weten tegenwoordig op geen enkele dopinglijst en zeker niet op de WADA/FIDE lijst’, zegt De Hon. ‘Dat is een fabeltje. Persoonlijk blijf ik erbij dat cafeïne bij veel mensen wel een stimulerende werking op de concentratie heeft. Met de kanttekening dat er natuurlijk altijd individuele verschillen kunnen bestaan.’
Astronautenvoedsel kent De Hon niet. ‘Maar ik kan me er wel iets bij voorstellen. Het zal gaan om snelle koolhydraten, eventueel gecombineerd met wat eiwitten. Maar een dextro energy en een glas melk zal hetzelfde effect hebben. En dat is veel goedkoper.’

Ieder lid van de schaakbond KNSB kan gecontroleerd worden op doping. In de praktijk worden alleen (sub)toppers gecontroleerd. Dat kan gebeuren bij belangrijke toernooien of na tips. De schaaksport is momenteel door de Dopingautoriteit aangemerkt als een sport met een lage prioriteit wat er op neer komt dat zij valt onder het laagste aantal mogelijke controles (0-9 per jaar).

Marihuana staat op de lijst van verboden middelen. Volgens de Nederlandse Dopingautoriteit is marihuana niet prestatiebevorderend en zou het om die reden van de internationale dopinglijst afgehaald moeten worden. ‘Het is zelfs contraproductief’, zegt De Hon. ‘Want het gaat ten koste het reactievermogen en de concentratie. Maar het blijf op de lijst staan omdat bijv. de VS en Frankrijk vinden dat sporters een voorbeeldfunctie hebben naar jongeren toe en daar hoort geen drugsgebruik bij.’

Bètablokkers staan op de internationale dopinglijst in de categorie waar bonden zelf mogen kiezen of ze het verbieden of niet. De keuze is aan de internationale federaties en sinds 1 januari 2007 heeft de WADA op verzoek van wereldschaakbond FIDE bètablokkers toegestaan voor schakers. De Hon verwacht er geen prestatiebevorderende effecten van. ‘De bridgebond verbiedt het wel. Kennelijk heeft dat met aspiraties voor toelating van de sport tot de Olympische spelen te maken.’

Van enkele toegestane middelen kan De Hon zich voorstellen dat ze in lichte mate prestatiebevorderend werken. Zoals redbull (cafeïne), chocola (‘daar zitten wel tientallen werkzame stoffen in, zoals stoffen die energie geven en licht euforisch maken’). Voordeel van isotone dranken is dat het vocht eerder tot cellen doordringt. Koffie drijft juist weer vocht af.

Arthur Schuering

Jurist Arthur Schuering is sinds 2002 lid van de Medische Commissie van de FIDE. Sinds 2009 is hij secretaris van de Medische Commissie. In het dagelijks leven is hij raadsheer (rechter) bij het gerechtshof in Den Haag. Schuering is bij de nationale schaakbond KNSB verantwoordelijk voor de redactie van het dopingreglement. Dat reglement staat op de site van de schaakbond.

Het lidmaatschap van de Medische Commissie houdt in dat Schuering vergaderingen van de Medische Commissie tijdens Olympiades bijwoont. Ook geeft hij commentaar op voorstellen tot wijziging van het Dopingreglement van de FIDE. Hij is tevens lid van het Dopingtribunaal. In die functie heeft hij in 2004 in Calvia de zaken van Press (Papua Nieuw Guinea) en Miller (Bermuda) behandeld en in 2009 in Wijk aan Zee de zaak Ivanchuk (Oekraine). ‘In alle gevallen ging het om weigering om aan een dopingcontrole mee te doen. In de eerste twee gevallen is een waarschuwing uitgedeeld en zijn hun gescoorde punten ongeldig verklaard. De normale sanctie op een veroordeling bestaat uit twee jaar uitsluiting van officiële nationale en internationale evenementen. De zaak van Ivanchuk had betrekking op de Olympiade in Dresden. Het is niet tot een veroordeling gekomen omdat de doping official de laatste dag niet aanwezig was.’

De KNSB moet wel meewerken aan dopingcontroles om subsidies van het NOC*NSF te behouden, zegt Schuering. ‘De KNSB heeft niet een antidopingbeleid, maar een subsidiebehoudbeleid. Voor de wereldschaakbond FIDE is medewerking aan het WADA-dopingbeleid noodzakelijk om goede contacten met het IOC te behouden. Die zijn voor veel schaakbonden heel belangrijk. De KNSB is aangesloten bij NOC*NSF, maar veel nationale schaakbonden zijn niet aangesloten bij hun nationaal Olympisch Comité. Die profiteren dus niet van subsidies. De contacten tussen FIDE en IOC zijn voor die nationale schaakbonden een ondersteuning om schaken in die landen als sport erkend te krijgen en aansluiting bij hun Olympisch Comité te krijgen.’

Voorbeelden van schakers die positief bevonden zijn, kent Schuering niet. ‘Ik heb wel eens gehoord dat ongeveer vijf jaar geleden in Italië een epilepsiepatiënt positief is bevonden op een medicijn. Ik meen dat die geschorst werd. Details weet ik niet. Verder zijn mij geen voorbeelden bekend.’

Volgens Schuering bestaat doping niet in de schaaksport. ‘Onder doping versta ik een stof of methode die per saldo een positief effect heeft op de schaakprestatie. Als zo’n stof of methode wel zou bestaan, zou daar, gezien de eigenzinnige mentaliteit van de schakers, op grote schaal gebruik van worden gemaakt. Als daar op grote schaal gebruik van zou worden, zouden daarover geruchten ontstaan. Dergelijke geruchten hebben mij niet bereikt. Daarom denk ik dat doping in de schaaksport niet bestaat.’

Een gewone clubschaker wordt niet gecontroleerd, zegt Schuering. ‘Alleen topspelers kunnen in Nederland gecontroleerd worden. Indien iemand op medisch voorschrift medicijnen moet innemen die op de dopinglijst en aan een topevenement wil deelnemen, moet hij tevoren een ontheffing vragen. Die aanvraag valt onder medisch beroepsgeheim.’

In de schaaksport worden jeugdigen in Nederland niet gecontroleerd, maar in andere sporten gebeurt dat wel. ‘Het kan geen kwaad de topjeugd voor te lichten over doping’, zegt Schuering.
Hij sluit niet uit dat delegaties van Nederlandse jeugdschakers bij internationale kampioenschappen op doping gecontroleerd worden. ‘Dat mag wel.’

Van voeding heeft de secretaris van de Medische Commissie van de FIDE geen verstand. ‘Mij is ook niet bekend dat er in de FIDE nagedacht wordt over voeding’, zegt Schuering. ‘Ik ken ook geen schaakfederaties die aandacht besteden aan voeding. Over astronautenvoeding voor topschakers heb ik nooit iets gehoord.’

De schaakwereld is vooralsnog niet verlost van dopingcontroles, constateert Schuering. Tien procent van de controles moet ‘out of competition’ plaatsvinden. Dat betreft spelers die gecontroleerd worden terwijl ze niet aan een evenement deelnemen. De FIDE heeft bijvoorbeeld secondanten tijdens een WK-match laten controleren. Dat was een praktische oplossing om aan een WADA-verplichting te voldoen. ‘Maar het is ook mogelijk dat schakers in de naaste toekomst moeten meewerken aan het verstrekken van ‘where about’ gegevens. Dat betekent dat zij voortdurend moeten opgeven waar zij bereikbaar zijn voor dopingofficials. Dat betekent een forse inbreuk op de privacy. ‘Daar maak ik me ernstige zorgen over.’

KNSB

Bij de schaakbond KNSB is geen medische of voedselkennis in huis. Talentcoach Thomas Willemze heeft dat thema wel op zijn actielijst staan. Dergelijke kennis zou prima passen in de nieuw te ontwikkelen trainersopleidingen, meent hij.

De KNSB gaat er van uit dat er geen doping bestaat voor schakers. Hoofd topsport Jeroen Bosch maakt zich eerder zorgen over elektronische malversaties tijdens partijen. De bond heeft wel een dopingbeleid, maar dat is omdat de bond aangesloten is bij de wereldschaakbond FIDE. Die heeft een overeenkomst met de World Anti-Doping Agency. Ook sportkoepel en subsidiegever NOC*NSF heeft een overeenkomst met de WADA.

Hamvraag

En hoe zit het nu met dat gebakken visje voor de wedstrijd?
De vette vis van En Passant uit Bunschoten is goed voor de hersenen, zegt Olivier de Hon. ‘De omega-3 en omega-6 vetzuren die in vis zitten zijn essentiële bouwstenen van het zenuwstelsel, en een voldoende inname van deze vetzuren wordt speciaal aangeraden voor jonge kinderen (die hun zenuwstelsel dagelijks aan het opbouwen zijn) en ouderen (van wie de hersenen langzaamaan slechter beginnen te werken).’
‘Een visje kan, maar niet zo’n grote. Het beste is gepocheerd of gebakken in goed hete olijfolie’, zegt Ciska Zuur. ‘Maar geen vette vis, want die is moeilijker verteerbaar.’

Bronnen:

Literatuur:

De lezing van Kees Gorter staat op het Engelstalige gedeelte van de site www.sbsa.nl Artikel Baglione: http://latestchess.com/showArticle.php?id=7&body=2 of www.chessbase.com/newsdetail.asp?newsid=4335 of http://journals.lww.com/acsm-msse/pages/articleviewer.aspx?year=2007&issue=05001&article=01764&type=fulltext#
Dopingautoriteit: www.dopingautoriteit.nl
KNSB-doping-beleid www.schaakbond.nl/wedstrijdschaak/topschaak/dopingreglementen
Pools onderzoek: Pediatr Endocrinol Diabetes Metab. 2008;14(3):187-91. – Fornal-Urban A, Keska A, Dobosz J, Nowacka-Dobosz S)
NeCeDo (2000): ‘Denksport & Doping – een verkennend onderzoek naar farmacologische stoffen die de prestatie bij denksporten kunnen verbeteren’
Dagblad Trouw 19 augustus 2000: ‘We zijn nu ook een sport want we moeten plassen’
Apeldoornse Courant 3 februari 2003: ‘Snelschaken: Bosboom wint toernooi’
Weblog Magnus Carlsen http://blog.magnuschess.com
FIDE dopingreglement www.fide.com/fide/fide-anti-doping-regulations.html
World Anti-Doping Code on WADA’s website at www.wada-ama.org
Munzert, R. ‘Schachpsychologie’

Eigen interviews, emailcontacten en gesprekken met:

Loek van Wely, Sipke Ernst, Artur Joesoepov, Jan Timman, Friso Nijboer, Erik van den Doel, Manuel Bosboom, Richard Vedder, Thomas Willemze, Jeroen Bosch, Johan Zwanepol, Arthur Schuering, Ciska Zuur, Olivier de Hon en Roberto Baglione.

Karel van Delft (16 mei 2010)