In 1992, het jaar waarin Rupert deze tekening maakte, was Nigel Short misschien wel op de top van zijn kunnen. Hij had net het VSB-toernooi in Amsterdam gewonnen, zoals hij ook al in 1988 en 1991 had gedaan en in 1993 nog een keer zou doen. Vooral 1991 was spectaculair geweest. Short deelde in een achtkamp de eerste plaats met Salov en bleef Kasparov en Karpov voor.
Eerder in 1992 had hij al voor een sensatie gezorgd door in de halve finale van de kandidatenmatches de vroegere wereldkampioen Anatoli Karpov uit te schakelen. Het werd in de pers gepresenteerd als het eind van een tijdperk. Toch waren de Nederlandse schaakfans licht optimistisch toen Jan Timman het in januari 1993 in de finale van de kandidatenmatches in San Lorenzo de El Escorial mocht opnemen tegen Short. Ten onrechte, zoals spoedig bleek. Short won en mocht zich opmaken voor een match om de wereldtitel tegen Kasparov, die achteraf gezien grote gevolgen zou hebben.
FIDE-voorzitter Campomanes wees de match toe aan Manchester en dat leidde tot grote problemen. Grootmeester Yasser Seirawan vroeg Short hoe het zat en schreef daarover in zijn boek Chess Duels. Volgens Short had hij in een eerder gesprek met vertegenwoordigers uit Manchester een prijzengeld van twee miljoen pond horen noemen. Toen het uiteindelijke bod verscheen was dat bedrag verlaagd tot één miljoen tweehonderdduizend. Volgens Short was het verschil van achthonderdduizend pond weggesluisd naar de organisatie.
De heren finalisten besloten het initiatief in eigen hand te nemen en richtten met de Professional Chess Organisation (PCA) hun eigen eliteclub op. Het leverde veel meer geld en veel meer publiciteit op. Op de uitslag had het geen invloed, Kasparov won zoals verwacht met ruime cijfers.
Of de oprichting van de PCA achteraf gezien zo’n verstandige stap was valt te betwijfelen, maar het leverde waarschijnlijk wel het beslissende duwtje op die tot het aftreden van Campomanes leidde. En het zorgde ervoor dat er twee parallelle cycli om de wereldtitel ontstonden, van de FIDE en van de PCA. Hoewel de PCA al snel inzakte bleven beide cycli tot 2006 naast elkaar bestaan.
Het verdwijnen van Campomanes leidde tot de komst van Iljoemzjinov en diens geldvoorraden. Of dat een vooruitgang was kan achteraf worden betwijfeld. In ieder geval toonde Short zich als publicist een felle criticus van het nieuwe bewind. Hij trok daaruit uiteindelijk de logische conclusie en stelde zich in 2018 kandidaat om Iljoemzjinov als voorzitter van de FIDE op te volgen. Toen dat geen haalbare kaart bleek besloot hij zich aan te sluiten bij zijn concurrent Arkadi Dvorkovitsj, een voormalige vicepremier van Rusland, die de nieuwe voorzitter werd. Short is sindsdien vicevoorzitter van de FIDE. In een gesprek met De Volkskrant in 2018 zag hij de ironie van de situatie wel in. De man die in 1993 een bom onder de wereldschaakbond legde mocht nu helpen de organisatie op te schonen.
Hoewel Short al lang met zijn echtgenote in Athene woont, om de hoek bij het FIDE-bureau, bleef hij al die jaren vanuit de Engelse pers de schaakwereld kritisch volgen, niet in ‘splendid isolation’ maar in ‘splendid involvement’. Onder andere kranten als The Sunday Times, The Daily Mail, The Daily Telegraph, The Guardian en The Financial Times maakten ruimte voor hem vrij. In zijn buitengewoon leesbare column Short Stories in New in Chess nam hij van januari 2011 tot december 2018 de schaakwereld onder de loep.
Nigel Short wordt beschouwd als de beste Engelse schaker van de twintigste eeuw. Dat zat er al aan te komen toen hij zich drie dagen voor zijn twaalfde verjaardag plaatste voor het Brits kampioenschap. Hij toonde zich de benaming wonderkind waardig. Zeven jaar later was hij de jongste grootmeester ter wereld, nadat hij eerder ook al de jongste IM was geweest. Zijn vele toernooisuccessen en zijn breuk met de FIDE zullen ervoor zorgen dat hij altijd een belangrijk onderdeel zal blijven van de schaakgeschiedenis. (MbdW)