Monumentale geschiedschrijving: Merano 1924 en 1926
Wat zou de schaakliteratuur zijn zonder de ware liefhebber, zonder de amateurschrijver die onvermoeibaar op onderzoek uit gaat om een van de lege nissen van de schaakgeschiedenis te vullen? Zo iemand moet Luca D’Ambrosio uit Bolzano zijn. Na zeven jaar onderzoek heeft hij een boek het licht laten zien dat voor de categorie historisch toernooiboeken een nieuwe norm stelt. Het Max Euwe Centrum ontving van de auteur een exemplaar.
In de eerste helft van de twintigste eeuw vonden heel wat vooraanstaande schaaktoernooien plaats in kuuroorden. Schaken was een manier om je als stad op de kaart te zetten. San Sebastian, Karlovy Vary, Marianske Lazne zijn nog steeds begrippen in de schaakgeschiedenis. Minder bekend, ja bijna vergeten is dat ook in het Noord-Italiaanse Merano twee van dergelijke toernooien zijn gespeeld: in 1924 en in 1926. Van deze wedstrijden zijn nooit toernooiboeken verschenen, waardoor niet alleen de toernooien maar ook de meeste partijen in de vergetelheid zijn geraakt. In een speurtocht van zeven jaar heeft Luca D’Ambrosio bijna alles boven water weten te krijgen wat ooit over beide toernooien gepubliceerd is.
D’Ambrosio begon met de partijen en slaagde erin bijna alle zetten uit de twee meestergroepen te achterhalen. Bij de neventoernooien had hij minder succes. Daarnaast ging hij op zoek naar alles wat er over de toernooien is geschreven. Verslagen, aankondigingen, partijcommentaren, zowel uit de Italiaanse als uit de internationale pers. Misschien wel het meest bijzondere dat hij met hulp van de Nederlandse schaakhistoricus Jan Postma achterhaalde, waren de brieven die Luuk Smid, een school- en later studievriend van Max Euwe tijdens het eerste toernooi aan Euwe schreef. Smid was tijdens het toernooi in Merano. Euwe gebruikte de brieven voor zijn verslaggeving in de Nederlandse pers. Ze zijn in Duitse vertaling in het boek opgenomen. Evenals al die andere stukken.
Meraner variant
Duits zult u zeggen, waarom Duits? Dat zit zo. Merano ligt in Zuid Tirol, de van oorsprong merendeels Duits sprekende regio aan de zuidkant van de Alpen. Dat gebied was aan het eind van de Eerste Wereldoorlog van het Oostenrijks-Hongaarse rijk naar Italië overgegaan. In de jaren dat de toernooien werden gespeeld sprak de meerderheid van de bevolking nog Duits, al werd er een begin gemaakt met de italianisering.
Merano 1924 en 1926 waren goed bezette grootmeestertoernooien, maar ook niet meer dan dat, waarbij 1924 sterker was dan 1926. De echte toppers ontbraken. Grünfeld won in 1924, de Belg Colle twee jaar later. Toch is het eerste toernooi een mijlpaal in de schaakgeschiedenis, want in de partij Grünfeld – Rubinstein, Merano 1924, kwam voor het eerst de beroemde Meraner variant van het Damegambiet op het bord. Het boek bevat dan ook een korte geschiedenis van deze variant.
Tragikomisch
Het boek legt op voortreffelijk wijze de twee toernooien vast, maar de waarde ligt misschien nog wel meer in de manier waarop indirect een tijdsbeeld wordt gegeven van de jaren twintig in dit deel van Italië. Is bij het eerste toernooi nog sprake van een Ehren-Komitee en Turnier-Leitung, in het programma van het tweede lezen we over een Comitato d’Onore en een Direttore del Torneo. De Duitse vertaling is verdwenen of op het tweede plan gekomen.
Tragikomisch zijn de verwikkelingen rond het uitnodiging van de Russische deelnemers. Als staatsburgers van de nieuwe Sovjetstaat hebben ze een visum nodig. Het organisatiecomité vraagt die visa rijkelijk laat aan, een paar weken voor het begin van het toernooi, maar dat verklaart niet waarom de ene Rus, Selesnieff, in 1924 probleemloos naar Merano reist, terwijl de ander, Bogoljubow, pas een paar maanden na het toernooi te horen krijgt dat zijn visumaanvraag is goedgekeurd.
In 1926 is er opnieuw gedoe rond het visum van Bogoljubow. De ene partij beweert dat het intussen fascistische Italië geen Sovjetburger wil binnenlaten, wat door het ministerie van binnenlandse zaken nadrukkelijk wordt ontkend. Anderen menen dat de Sovjet Unie zijn uitnodiging tegenwerkt, hoewel Bogoljubow zich ten tijde van de uitnodiging helemaal niet in de Sovjet Unie bevindt. Hoe het zij, het visum wordt dit keer net op tijd toegekend, maar Bogoljubow komt niet opdagen. Onduidelijk is waarom. Heeft hij de goedkeuring niet ontvangen of had hij op de valreep geen zin?
Het verhaal van de tweede Rus, Boris Werlinski, komt bekend voor. In februari 1927 ontvangt hij zijn inreisvergunning. Helaas was het toernooi op 21 december 1926 afgelopen.
Die Internationalen Schachturniere zu Meran 1924 und 1926 is een monumentaal boek en een reisje naar de bibliotheek van het Max Euwe Centrum meer dan waard. Al was het alleen maar om de fraaie historische, nostalgie oproepende foto’s. (MbdW)
Luca D’Ambrosio: Die Internationalen Schachturniere zu Meran 1924 und 1926. Uitgave Schachklub ARCI Bozen, 2014, 500 blz., gebonden, 21 x 28 cm. Het boek kost € 78 exclusief verzendkosten en kan worden besteld via info@arciscacchi.it.
Wapens voor zwart
In Bologan’s Black Weapons in the Open Games toont de Moldavische grootmeester zijn wapenarsenaal tegen alle openingen na 1. e4 e5, behalve het Spaans. Een ambitieuze schouw van zijn arsenaal, bedoeld voor ambitieuze lezers.
Veel openingsboeken zijn nog steeds een verzameling partijbesprekingen, gerangschikt op variant. Gevolg is dat vaak de helft van een openingsboek niet over de opening specifiek gaat, maar analyse biedt van midden en eindspelen, die bereikt worden nadat een bepaalde opening is gespeeld. Een verspilling van ruimte en tijd. In dit omvangrijke boek daarentegen vinden we een duidelijke indeling op basis van varianten, die zo gemiddeld rond de twintigste zet afbreken, met een aanbeveling voor het vervolg. De stampartijen kunnen via het register achterin (en een database, natuurlijk) worden gevonden. De vrijgekomen ruimte wordt opgevuld op twee onderscheidende manieren. Ten eerste krijgt de lezer meerdere opties aangereikt om een bepaalde opzet van wit te bestrijden. Daarnaast zijn er inleidende hoofdstukken die helpen bij het creëren van een helikopterview over een opening, dankzij specifieke aandacht voor terugkerende pionnenstructuren en typische stukkenmanoeuvres (als Pc6-e7-g6 in het Italiaans).
Het kan bijna niet anders of degene die dit boek serieus bestudeert, ontwikkelt een fijn positiegevoel voor stellingen uit de 1. e4 e5-familie en zal weinig moeite hebben in het vervolg het juiste moment voor een standaarduitbraak als d7-d5 te vinden. Ook al omdat Victor Bologan een aangenaam oog heeft voor historische evolutie in bepaalde varianten en in bijvoorbeeld in zijn aanbevelingen tegen het Evansgambiet – met de zegen van de computer en enkele ingrepen – teruggrijpt op de match Chigorin-Steinitz uit 1892.
Dit boek is verder een echte gambietkiller, al is het wel weer opvallend (en hoopgevend voor witspelers?) om te zien dat het belangrijkste gambiet, het Koningsgambiet, door Bologan in met name de variant na 3. Lc4 geheel anders bestreden wordt dan John Shaw deed in het vorig jaar verschenen The King’s Gambit, waarin hij DE weerlegging had geclaimd.
De kafttekst van het boek ‘How to play for a win if White avoids the Ruy Lopez’ belooft iets teveel. Na sommige varianten raadt Bologan de zwartspeler ronduit aan voor eeuwig schaak te gaan en je ontkomt niet aan de indruk dat wit soms sterker kan spelen dan in bepaalde vetgedrukte varianten. Maar spelers die vooruit willen en een betrouwbaar wapen tegen e4 willen (door-) ontwikkelen met het antwoord e5, kunnen dit boek moeilijk ongeopend laten. (PH)
Victor Bologan, Bologan’s Black Weapons in the open Games . New in Chess, 2014. 528 pagina’s. €29,95.
Zeven korte besprekingen
Yaroslav Srokovski: Chess Training for Post-Beginners. New in Chess, 2014. 221 pagina’s. €19,95.
‘A basic course in positional understanding,’ is de ondertitel van dit lesboek, en dat geeft de inhoud goed weer. Srokovski, een Oekraïense internationaal meester en hoog gediplomeerde FIDE-trainer, heeft zijn boek ingedeeld aan de hand van Steinitz’ categorieën van statische en dynamische voordelen. Partijvoorbeelden, waaronder veel klassiekers, met analyses van Srokovski zelf vormen de verdieping van de thematiek. Ook staan er nuttige oefeningen aan het eind van ieder hoofdstuk. Iedere clubschaker kan hier zeker een paar mooie schaakuren aan beleven.
Paul van der Sterren: Terug in het strijdperk. Paul van der Sterren, 2014. 139 pagina’s. €17,50.
Grootmeester Van der Sterren zei in 2003 het professioneel schaken gedag, publiceerde vervolgens kloeke openingsboeken en een al bijna klassieke autobiografie en daarmee leek zijn schaaksaga voltooid. Toch keerde hij in 2010 enigszins terug naar de arena. Hij begon weer te spelen in de KNSB-competitie en toucheerde zelfs het toernooischaak opnieuw. Ook met schaakschrijven ging Van der Sterren verder. ‘Terug naar het strijdperk’ is een bundeling van zijn recentste schaakverhalen. Van der Sterren schrijft bekwaam, zeer onderhoudend en met een mooie dosis humor bovendien. Een boek voor de schaakliefhebber, maar kijk uit: het boek is niet weg te leggen tot het uit is!
Dejan Antic & Branimir Maksimovic: The Modern Bogo. New in Chess, 2014. 476 pagina’s. €24,95.
De auteurs hebben eerder naam gemaakt met ‘The Modern French’ en wijden hun tweede boek aan dezelfde zwarte openingszet op 1.d4, gevolgd door 2…Lb4+. Hoewel het boek ‘a complete guide’ belooft, zijn er wel enige hiaten in de volledigheid aan te merken: zo wordt 2.Pf3 in het geheel niet genoemd. Nu zijn specifieke zetvolgordes niet zo van belang in de stellingen die vaak uit de Bogo voortkomen: het gaat in dit soort gesloten stellingen toch eerder om kennis van structuren en typische strategieën. Juist daarom is het wat curieus dat er geen modelpartijen te vinden zijn. Een boek voor mensen die hun Bogo-repertoire met specifieke zetten willen oppoetsen.
Larry Kaufman: Sabotage the Grünfeld. New in Chess, 2014. 187 pagina’s. €19,95.
1.d4 Pf6 2.c4 g6 3.f3!?, daarover gaat het in dit openingsboek. Wit grijpt het centrum, maar zwart krijgt geen aanvalsdoel op c3, zoals in de Grünfeld het geval is. Wel houdt deze zetvolgorde in dat de witspeler voorbereid moet zijn op de Sämisch-variant van het Konings-Indisch. Kaufman kiest voor een originele aanpak in dit openingsboek: hij sluit iedere variant af met een computerevaluatie. Dit geeft zijn bevindingen een heel objectieve waarheidsbasis, maar roept wel enkele belangrijke, praktische vragen op: waarom is 0.8 eigenlijk beter dan 0.6, of 0.35 beter dan 0.17? En wat hebben we aan die kennis achter het bord? Niettegenstaande deze kwesties is dit openingsboek een nuttig startpunt van een variant die snel aan populariteit wint.
New in Chess Yearbook 112: New in Chess, 2014. 255 pagina’s. €29,95.
Adorjan bespreekt het Siciliaans op instructieve wijze en bijdragen van topgrootmeesters als Caruana, Radjabov en Giri geven dit jaarboek een sterrenstatus. Veel van die analyses hebben wel al in het New in Chess magazine gestaan. Verder zorgen een enorme analyse van 2.b3 tegen het Frans, hommages aan Velimirovic (1942-2014), een computer die ‘The Smurfs’ heet, Bologan over zijn nieuwste boek en Flear die openingsboeken bespreekt ervoor dat iedere liefhebber ook in dit jaarboek wel iets kan vinden dat hem aanspreekt.
Bent Larsen: Bent Larsen’s Best Games. New in Chess, 2014. 350 pagina’s. €29,95.
Dit is de eerste Engelstalige partijenverzameling van de legendarische Larsen sinds 1970. Deze editie is gebaseerd op een tweedelige, recente Spaanstalige verzameling maar de basis is nog steeds de oorspronkelijke 1970-editie, met allerlei toegevoegde analyses tot 1977. De partijen zijn voorzien van analyses van Larsen zelf, zodat de lezer niet alleen wordt verblijd met instructief commentaar, maar ook het een en ander over schaakpsychologie opsteekt. Artikelen over Larsen ronden het boek af. Een mooi boek dat zeker het aanschaffen en doorbladeren waard is, maar het is een beetje curieus dat de partijen ophouden in 1977. De lijst van Larsens toernooiresultaten eindigt zelfs in 1973, terwijl Larsen nog lang daarna op hoog niveau door schaakte. Maar deze details daargelaten, is dit een heel mooi boek. Voornamelijk omdat Larsen een heerlijke schaker was.
Jimmy Adams (redacteur): Johannes Zukertort. New in Chess, 2014. 541 pagina’s. €34,95.
In 1989 gaf Adams een verzameling van partijen en artikelen van Johannes Zukertort uit. Nu is deze uitgave in herdruk, en hij ziet er schitterend uit. Er zijn maar liefst 319 partijen van Zukertort in opgenomen, allemaal met commentaar van Zukertort zelf. Daarnaast bevat de anthologie een bonte verzameling artikelen over Zukertort, zodat de lezer de schaker en de mens goed leert kennen. Een schitterend eerbetoon aan een tovenaar achter het schaakbord. (FJ)
Tenslotte ontvingen we van Peter Monté zijn magnus opum: The Classical Era of Modern Chess. Meer daarover in het volgende nummer van de Nieuwsbrief.