Schaken is een belangrijk educatiemiddel en kan veel bijdragen aan het onderwijs. Schaken bevordert de cognitieve, sociale, emotionele en metacognitieve ontwikkeling van kinderen.
Deze tekst bevat het eerste hoofdstuk van het boek ‘Schoolschaken’ van Karel van Delft. Het boek bespreekt didactiek, organisatie van een schoolclub, wetenschappelijk onderzoek naar meerwaarde voor het onderwijs en schaken als emancipatiemiddel voor kinderen met een beperking. Informatie over het boek en een preview staan op de site www.schaaktalent.nl (button ‘Boek Schoolschaken’).
Veel kinderen schaken graag. Zeker als het leuk is, als ze er actief mee bezig kunnen zijn en als ze interessante dingen leren. De basisschool is een natuurlijke omgeving om schaken te leren, zowel tijdens reguliere lessen of via een schoolclub na schooltijd. Of een schoolschaakclub een succes wordt hangt af van de aanwezigheid van een empathische volwassene, die kan lesgeven, organiseren en kinderen motiveert. Dit verhaal bevat een aantal aandachtspunten, bespreekt enkele methoden en geeft een aantal verwijzingen.
De ervaring leert dat op scholen waar een actieve ouder actief is ongeveer de helft van de kinderen lid wil worden van een schoolschaakclub. Wat is het verschil tussen deze scholen en scholen waar minder of geen kinderen schaken.
Er zijn goede redenen om schaakles te geven op scholen. Schaken is een metafoor voor het leven en het kan de ontwikkeling van kinderen stimuleren: sociaal (bijv. samen analyseren), emotioneel (bijv. omgaan met verliezen), cognitief (bijv. redeneren) en meta-cognitief (reflecteren op eigen gedrag). Deels is dit intrinsiek verbonden aan het schaakspel, deels is het verbonden met de manier waarop schaakles wordt gegeven.
Een succesvolle schoolschaakclub is enerzijds afhankelijk van een bekwame leraar en anderzijds van de gebruikte onderwijsmethode. Een methode kun je definiëren als een aantal onderling verbonden activiteiten die op een bepaalde manier plaatsvinden met bepaalde doelen voor ogen. Kernwoorden van mijn eigen methode zijn variatie, fascinatie en participatie. Lessen moeten interessant zijn.
Informatie moet aangereikt worden op een manier die kinderen begrijpen en ze moeten in staat zijn om aspecten van het spel zelf te ontdekken (ontdekkend leren). Dit houdt in dat de leraar niet alleen kennis overdraagt, maar dat leerlingen leren door het spelen van partijen, uitspelen van stellingen en analyseren van stellingen en partijen. Het is belangrijk dat kinderen succeservaringen krijgen. Schaaklessen moeten een avontuur zien, een inspirerende ontdekkingstocht. Het niveau van de kinderen in een groep moet ongeveer gelijk zijn en groepen moeten niet te groot zijn. Een maximum van twaalf leerlingen is prima.
Er zijn geen grote investeringen nodig om schaaklessen te geven. Je hebt een klaslokaal nodig en schaakstukken en borden. Een demonstratiebord is handig en een digitaal schoolbord en/of pc’s geven extra mogelijkheden om les te geven. Als de leerlingen al enige schaakervaring hebben, kun je ook schaakklokken gebruiken. Notatieformulieren kun je zelf maken. Voor jongere kinderen is het beter om die op A4-formaat te maken. Het is altijd verstandig om ervaringen en kennis uit te wisselen met andere mensen die betrokken zijn bij schoolschaken.
Er kunnen verschillen zijn tussen jeugdafdelingen van schaakverenigingen en schoolschaken. In verenigingen zijn kinderen vaak meer gemotiveerd, de groepen zijn minder groot (vaak maximaal tien kinderen per groep), de kinderen schaken meer uren per week en het niveau in een groep is vaak hetzelfde. Sommige kinderen op een club hebben ambities. Ze spelen vaak, trainen veel en ze hebben baat bij een trainingsprogramma en coaching op het gebied van zelfinzicht en zelfmanagement. Zo’n programma en coaching hebben zin als een kind meer dan tien uur per week schaakt.
Op scholen hebben kinderen doorgaans één uur per week schaakles. Als de lessen verplicht zijn, zijn de klassen vaak groter en zijn niet alle kinderen even gemotiveerd. Het niveau loopt uiteen en soms is ook sprake van kinderen met gedragsproblemen. Het is in dergelijke situaties aan te raden om de klas op te delen in kleinere groepen van kinderen met hetzelfde niveau. Als kinderen slechts één uur per week schaken, is variatie erg belangrijk. Een getalenteerd, gemotiveerd kind kan veel uren per week schaken. Dan is een uur tactiek niet veel. Als kinderen echter één uur per week schaken, is één uur tactiek veel te veel.
Kinderen willen spelen en ontdekken. Spelen is een natuurlijke manier om te leren. Neem dat als uitgangspunt. Vaak is er op scholen één uur per week om te schaken. Verdeel die tijd over een half uur spelen (een competitie kun je indelen met het gratis programma Sevilla) en een half uur les. Als kinderen de spelregels nog niet kennen, kun je bijvoorbeeld beginnen met de Chess Karate Kid-bladen. Die bevatten een aantal eenvoudige stellingen, zoals bijvoorbeeld een toren tegen vier pionnen. De leraar legt uit hoe een toren en pion gaan en slaan. Als de toren alle pionnen slaat, wint hij. Als één van de pionnen de overkant van het bord bereikt, winnen de pionnen. Voor dergelijke spelletjes is twee minuten uitleg nodig, soms wat begeleiding bij de eerste zetten, en dan kunnen de kinderen al een partijtje spelen. De naam van de bladen is afgeleid van de film The Karate Kid: een jongen leert afzonderlijk enkele eenvoudige technieken en later integreert hij die en wordt een goede karateka.
Behandel in een les twee of drie onderwerpen. Het is nuttig om altijd met een rondvraag te beginnen: vraag kinderen of ze vragen hebben of ervaringen willen delen. Een kind heeft thuis bijvoorbeeld een simultaan aan familieleden gegeven of een leuke website bekeken. Door daar over te vertellen kunnen kinderen elkaar stimuleren. Het is nuttig om een les te beginnen met een paar tactische opgaven. Om de les kun je een partij analyseren die een van de kinderen zelf heeft gespeeld. De andere lessen kun je verschillende dingen doen. Als er een computer met internet beschikbaar is, kun je bijvoorbeeld een schaakquiz op een site doen. Door verschillende sites te bezoeken, kun je kinderen stimuleren ook in hun vrije tijd te schaken. Je kan bijvoorbeeld ook een toreneindspel simultaan uitspelen tegen duo’s. Daarbij spelen de leerlingen met de kleur die wint. De duo’s leren door met elkaar te overleggen en door de uitleg die je ondertussen geeft. Voor jongere kinderen zijn sprookjes en verhalen interessant. Naast de lessen kun je bijvoorbeeld een wedstrijd tegen een andere school spelen of toernooitjes organiseren. Ook een idee is om in het begin van het seizoen lessen te beginnen met de film ‘Lang leve de koningin’ en daarna de cdroms ‘SchaakMat’ en ‘Geschaakt’. Er staan ook leuke schaakvideo’s op internet. Er zijn mogelijkheden te over voor gevarieerde interessante schaaklessen: Er zijn meer wegen naar Rome en mat.
Schaakdidactiek
Veel auteurs stellen dat schaaklessen de persoonlijke ontwikkeling van kinderen stimuleren. Opvallend is echter dat de meeste auteurs niet spreken over de inhoud van de lessen en de manier waarop die worden gegeven.
Zeker is wel dat schaaklessen op een didactisch goede manier gegeven moeten worden, willen ze effect hebben. Didactiek gaat over hoe je lesgeeft.
Bij didactiek is het net als bij schaken: kennis alleen is niet genoeg, je moet vaardigheden en routines ontwikkelen. Lessen moet je goed voorbereiden en je moet ze evalueren. Daarbij is het nuttig om met andere schaakleraren ervaringen uit te wisselen.
Een aantal aandachtspunten, die je kunt gebruiken als checklist bij het voorbereiden en evalueren van schaaklessen:
-
Plezier is de grootste motivator bij leren.
-
Empathie is de basis van lesgeven. Luister goed naar vragen en opmerkingen van kinderen.
-
Let bij de organisatie van schaaklessen op praktische kwesties als: goed lokaal (meubels, licht, zuurstof, geen herrie), een demonstratiebord, schaakstukken en –borden en zo mogelijk een computer, internet en digitaal bord.
-
Maak een basis lesplan: bijv. rondvraag, tactiek, om de week partijanalyse en een variatie-onderwerp.
-
Basisvragen voor een les zijn: wat, waarom en hoe.
-
Leg kort uit wat je in een les gaat behandelen en waarom.
-
Het niveau van de lessen moet overeenstemmen met het niveau van de leerlingen.
-
Hanteer variatie in didactische technieken: uitleg in woorden, voorbeelden tonen, discussie, werkgroepjes, spelletjes, oefeningen.
-
Als een leraar onervaren is, kunnen handleidingen van bestaande methoden nuttig zijn.
-
‘Go with the flow’: gebruik mogelijkheden die zich voordoen. Je hebt bijvoorbeeld een mooie les voorbereid. Twee kinderen vertellen dat ze thuis een partij hebben gespeeld, die ze genoteerd hebben. Vergeet je voorbereide les en laat de kinderen hun partij aan de klas zien. Jouw voorbereide les kun je volgende week ook nog geven. Wees niet rigide in de manier waarop je lesgeeft.
-
Suggesties van kinderen zijn welkom. Laat, waar mogelijk, kinderen de co-auteur van hun eigen ontwikkeling zijn. Creëer betrokkenheid van kinderen bij de les. Lessen maak je samen met je leerlingen.
-
Stimuleer fascinatie door voorbeelden. Toon bijvoorbeeld interessante sites die kinderen zelf kunnen bezoeken.
-
Succeservaringen zijn belangrijk.
-
Geef geen overdosis aan informatie. Kennis moet via oefeningen en spelletjes omgezet worden in inzicht en vaardigheden.
-
Samen studeren is een nuttige werkvorm. Laat kinderen bijvoorbeeld in duo’s een site bekijken.
-
Ontdekkend leren is belangrijk. Via vragen stellen kun je denken van kinderen stimuleren. Kennis en inzichten beklijven goed als kinderen oplossingen en antwoorden zelf ontdekken.
-
Geef genoeg tijd om over antwoorden na te denken. Kwaliteit gaat voor kwantiteit.
-
Deel een groep die bestaat uit kinderen van verschillend niveau op in kleinere groepen van hetzelfde niveau.
-
Gebruik verschillende werkvormen om kennis en vaardigheden op een speelse manier te herhalen. Laat tactische onderwerpen bijvoorbeeld terugkomen in een quiz, benoem ze als je een partij bespreekt of laat een YouTube-video zien.
-
Punten toekennen in een les kan stimulerend werken. Veel kinderen vinden dat leuk. Het bevordert de concentratie. Dat kan bijvoorbeeld via quizes, het oplossen van tactische opgaven of via vragen bij een partijanalyse.
-
Orde. Een klaslokaal moet rustig zijn, zonder afleiding. Een ontspannen sfeer bevordert leren. Concentratie is een belangrijk aspect van schaken. Chaos levert niets op. Schreeuwen is verboden. Hanteer duidelijke gedragsregels en licht die toe. Wie zich niet aan de regels houdt, kan vertrekken. Een klas opdelen in kleine groepjes die samen schaakproblemen oplossen geeft bijvoorbeeld positief richting aan de energie van kinderen.
-
Gebruik woorden en vergelijkingen die aansluiten op het niveau en de belevingswereld van kinderen.
-
Presenteer informatie via verschillende kanalen. Dat heeft meer impact. Leg een partij bijvoorbeeld uit op een demonstratiebord (patronen) en geef uitleg in woorden.
-
Bij het tonen van een partij op een demonstratiebord is het nuttig als kinderen de partij ook zelf op een bord kunnen naspelen en zelf zetten kunnen uitproberen.
-
Begin een les met concrete voorbeelden. Ga van eenvoudig naar complex.
-
Geef feedback op het gedrag van een kind, diskwalificeer het niet als person.
-
Stimuleer kinderen om in hun vrije tijd te schaken. Dat kan door tips te geven over sites, door thuis partijen te spelen, door overal in school schaakborden neer te zetten (leuk voor in de pauze), enzovoort. Vraag kinderen welke ideeën zij hebben. Creëer samen met de kinderen een schaakcultuur.
-
Om meer inzicht te krijgen in individuele kinderen kun je één minuut-interviews afnemen. Tijdens de competitie kun je bijvoorbeeld kinderen één voor één bij je roepen en zeven korte vragen stellen, die je snel op papier noteert: wat vind je leuk in de lessen, wat niet, wat vind je het allerleukst, wat helemaal niet, heb je voorstellen voor de les, wat kan de leraar beter doen, wat kan jijzelf beter doen? Stel bij ieder antwoord een waarom-vraag. Het resultaat van deze enquête kun je later aan de klas voorleggen. Samen kun je daar conclusies aan verbinden.
Ouders kunnen een belangrijke rol spelen bij schoolschaken. Het is belangrijk dat zij het belang van schaken voor de ontwikkeling van kinderen onderkennen. Ze kunnen helpen bij lessen, de limonadebar doen, voor vervoer zorgen, helpen bij het houden van orde, kinderen inspireren, de indeling van de competitie maken en betalen voor activiteiten. Een leraar kan ouders op de hoogte houden van ontwikkelingen via mondeling contact en via een nieuwsbrief. Regelmatig contact motiveert om op allerlei manieren een bijdrage te leveren.
Variatie in de lessen
Naast het aanleren van tactiek en analyseren van eigen partijen van kinderen, is er als variatie een groot aantal andere lesonderdelen mogelijk.
Bijvoorbeeld: quizen, simultaans, video’s, samen tegen computerprogramma’s schaken, een schaakkrant, nieuwsbrief of kalender maken, openingsvalletjes, korte aanvalspartijtjes, een kruiswoordpuzzel met schaakwoorden, met de klas een kind interviewen dat een toernooi heeft gespeeld, met de klas tegen schaakprogramma Fritz in modus ‘dronken’ spelen, spreekbeurten van kinderen over schaakboeken, een klassieke partij (of een partij van de leraar) bespreken in quizvorm, diagrammen maken vanuit eigen partijen, schaakposters maken, een schaakblog op internet zetten, Raindropchess, het ‘onmogelijke’ laten zien via studies van Saavedra en Réti, een discussie over hoe je je het beste voorbereid op een toernooi (slaap, tactiek, zelfbeeld), eindspelen uitspelen op sites als www.ideachess.com , uitleg geven over schaakprogramma Fritz. Je kunt als project samen met kinderen een schaaktoernooitje organiseren (speelzaal, posters, speelschema, enz.). Deze lijst kun je uitbreiden door ideeën uit te wisselen met andere schaakleraren en schaaksites te bekijken.
Methoden
Er zijn veel methoden in gebruik om schaken te leren, in veel landen. Via internet kun je er een aantal op het spoor komen. Zoals bijv. in de USA Professor Chess en Chesskids. Zelf maak ik gebruik van een combinatie van diverse methoden. Hierna bespreek ik er twee: SchaakMat en de Stappenmethode.
SchaakMat
SchaakMat en onder meer de vervolg cdrom Geschaakt zijn een vertaling van de Duitse serie Fritz & Fertig. De schaakprogramma’s zijn ontwikkeld door de Duitse kinderboekschrijver Jörg Hilpert en schaaktrainer en schoolhoofd Björn Lengwenus. Kinderen leren schaken via verhaaltjes over de kleine prins Fritz en zijn nichtje Bianca. Ze worden door koning Zwart uitgedaagd voor een duel.
De cdroms zijn erg populair bij kinderen. Veel kinderen bekijken de cdroms thuis op de computer.
De methode is grappig en didactisch sterk. De gevarieerde methode omvat veel spelletjes. Kinderen leren met veel plezier door verhaaltjes en oefenen vaardigheden door allerlei spelletjes te doen. Naast de cdroms zijn er ook een paar boekjes met leuke informatie en schaakdiagrammen.
De filosofie van de Hamburgse schooldirecteur Björn Lengwenus is dat schaakonderwijs op een speelse manier moet gebeuren. Tijdens schaaklessen moeten leerlingen geen passieve toehoorders zijn. Ze moeten gefascineerd worden en door allerlei activiteiten actief betrokken worden bij de lessen. Als ze gefascineerd zijn leren kinderen het best, stelt Lengwenus. Daarbij maakt het niet uit of je nu op de kleuterschool lesgeeft, of nationale jeugdselecties traint.
Over Fritz & Fertig (de Duitse versie) bestaat een site www.fritzundfertig.de. Lengwenus heeft in november 2012 in Dortmund een workshop ‘Spielerisch in Schachunterricht’ aan leraren gegeven tijdens het vijfde Duitse Schoolschaakcongres. Over deze workshop heb ik een video gemaakt: www.youtube.com/watch?v=ZnK0ci119qE .
De Stappenmethode
Het is jammer vindt IM Cor van Wijgerden dat zijn Stappenmethode vaak te rigide wordt gebruikt in de vorm van een ‘diagrammenmethode’.
Hoewel de thematisch opgebouwde diagrammen de kenniskern vormen van de methode, bestaat de toepassing uit een veel bredere filosofie en didactische benadering.
De Stappenmethode is ontwikkeld door IM Cor van Wijgerden (1950) en de overleden pedagoog Rob Brunia. De methode bestaat uit handleidingen voor leraren en werkboeken met compacte essentiële informatie over onderwerpen plus oefeningen. De methode is ontwikkeld voor kinderen vanaf negen jaar. Later zijn er ook extra werkboeken voor jongere kinderen ontwikkeld. Ook zijn er cdroms.
Van Wijgerden werd in 1981 trainer van de nationale schaakbond KNSB. Vanaf dat moment heeft hij studiemateriaal ontwikkeld voor getalenteerde jeugdspelers. Onder zijn pupillen bevonden zich enkele talenten die nadien grootmeester werden, zoals Jeroen Piket en Loek van Wely.
In Nederland hebben veel clubs aparte jeugdafdelingen. Ook zijn er veel schoolschaakclubs. Vaak worden die jeugdclubs begeleid door vrijwilligers, die weinig schaakkennis en didactische ervaring hebben.
Nadat ook locale schaakclubs om studiemateriaal hadden gevraagd, besloot Van Wijgerden in 1987 samen te gaan werken met pedagoog Rob Brunia, die veel ervaring had omtrent trainen met jeugdschakers. In 1990 waren de eerste vijf Stappen en handleidingen klaar. De methode is gebaseerd op een duidelijke structuur waarbij onervaren lesgevers via een handleiding leren hoe ze les kunnen geven.
Algauw koos de Nederlandse schaakbond KNSB voor de Stappenmethode als de officiële lesmethode van de bond.
De methode is bedoeld voor beginners tot spelers met een Elo-rating van 1800. Oorspronkelijk waren er vijf Stappen. Iedere Stap staat voor een jaar les. Omdat er niveaukloven bleken te zijn tussen de Stappen, zijn er ‘extra’ en ‘plus’ Stappenboekjes gekomen. Later is ook Stap 6 verschenen.
De methode is vernieuwd in een Tutor-methode op dvd. In de Tutor-methode kunnen stellingen uitgespeeld worden. Ook zijn er veel spelletjes om te oefenen toegevoegd.
In iedere Stap is er aandacht voor tactiek en strategie, opening, middenspel en eindspel. Stap 1 omvat regels en basisvaardigheden, Stap 2 bevat combinaties tot drie ply (halfzetten) diep alsook enkele openingsregels, Stap 3 geeft combinaties, elementaire positionele regels en elementaire eindspelen. Stap 4 presenteert combinaties met een voorbereidende zet, koningsaanvallen en eindspelstrategie. Stap 5 behandelt combinaties, positiespel en het eindspel. Stap 6 gaat over tactiek, openingstrategie, het middenspel en het eindspel.
Leerlingen krijgen eerst voorbeelden met uitleg en daarna maken ze oefeningen over een onderwerp. Zo worden ze getraind in patroonherkenning, zoekstrategie en ze ontwikkelen bijgevolg zo tactische vaardigheden.
In de handleidingen worden typische fouten besproken. Ook worden didactische adviezen omtrent lessen gegeven.
Alle lessen kennen een soortgelijke structuur: uitleg van het doel van de les, herhaling van eerdere kennis en uitleg over nieuwe kennis. Er zijn ook oefeningen en tests omtrent de nieuwe kennis.
Na een paar hoofdstukken is er een herhaling via oefeningen met een mengeling van thema’s.
De Stappenmethode adviseert leraren om verschillende manieren te gebruiken bij de verwerving van nieuwe informatie: via vertellen, uitleg en voorbeelden tonen.
Leerlingen krijgen een korte samenvatting van de informatie via diagrammen en tekst voordat ze oefeningen gaan maken.
De praktijk leert dat er vaak een kloof is tussen kennis (weten wat) en vaardigheid (weten hoe).
Van Wijgerden adviseert daarom om niet te snel nieuwe onderwerpen te behandelen. Het is volgens hem veel beter om met kinderen hun eigen partijen te analyseren en feedback te geven ten aanzien van eerdere behandelde onderwerpen.
Via fouten in partijen en in herhalingsoefeningen kunnen leraren nagaan welke onderwerpen in de lessen herhaald moeten worden.
Oefeningen kunnen het beste op verschillende manieren gedaan worden. Niet alleen door diagrammen te maken, maar ook door kinderen stellingen tegen elkaar uit te laten spelen. Al doende spelen kinderen kleine spelletjes en krijgen ze meer aandacht voor de mogelijkheden van de tegenstander.
Van Wijgerden waarschuwt voor teveel informatie. Hij zegt dat in het algemeen hoogstens 25 procent van een les uit nieuwe informatie mag bestaan. De rest van de tijd zou moeten bestaan uit spelen en analyseren. Variatie is belangrijk om kinderen te motiveren en om hen meer grip op het spel te laten krijgen. Een leraar kan bijvoorbeeld ook een stelling via een simultaan tegen kinderen uitspelen. Daardoor kan hij een idee krijgen over het soort fouten dat kinderen maken en een onderwerp nogmaals uitleggen.
Vaak blijkt er een flinke kloof te zijn tussen kennis (Stap 5 niveau) en fouten (Stap 2 niveau). De reden is duidelijk: omdat er vooral kennis wordt overgedragen zonder partijen van kinderen te analyseren, is kennis niet omgezet in vaardigheden.
Goede schaakinstructie, zegt Van Wijgerden, is gebaseerd op empathie (samen met de leerlingen van het spel genieten) en goede communicatie. Een leraar moet geduld hebben (niet moe worden om uit te leggen). Hij moet uitgaan van het niveau en de zienswijze van de leerling en op die basis over stellingen praten. Monologen zijn uit den boze, belangrijk is een gedachtewisseling.
Belangrijk is ook een positieve benadering: benadruk successen, laat leerlingen er van genieten dat ze vooruitgang boeken.
De kern van de Stappenmethode bestaat uit tactiek. Van Wijgerden gelooft in een thematische benadering. Hij bestrijdt dat het nut heeft om via servers of boeken willekeurig tactische opgaven te maken over uiteenlopende thema’s.
Hij stelt dat het oplossen van tactische opgaven rond een bepaald thema helpt bij de ontwikkeling van zoekstrategie-vaardigheden. De route daarbij is oriëntatie (wat is kenmerkend voor een stelling), vinden van kandidaat-zetten, die controleren en de uitkomst evalueren.
Bijgevolg zal een zoekstrategie leiden tot een oplossingsstrategie: hoe kun je de meest effectieve zet vinden.
Van Wijgerden stelt dat schakers door deze methode systematisch gaan denken en vaardigheden automatiseren. Het alternatief is ‘trial and error’: gissen en missen.
Van Wijgerden is het er mee eens dat het vertellen van mooie verhalen veel bijdraagt aan schaaklessen. Hij geeft toe dat hij zelf niet getalenteerd is op dat gebied, maar hij moedigt iedere schaakleraar aan om mooie verhalen over schaken te vertellen.
Na de boeken en de cdroms is de Tutor-methode ontwikkeld. Het bestaat ook uit instructielessen. Er zijn meer oefeningen dan in de Stappenmethode en er zijn veel kleine spelletjes. Via een engine kunnen stellingen worden uitgespeeld. Dat bevordert het ontwikkelen van vaardigheden.
Willemze en Rosen over Stappenmethode
IM Thomas Willemze is enkele jaren talentcoach van de Nederlandse schaakbond KNSB geweest. Hij beveelt de Stappenmethode aan. Als zesjarig jongetje nam in hij 1988 in Leiden deel aan een locale trainingsgroep van Rob Brunia, de co-auteur van de Stappenmethode. Andere leden van het groepje waren bijvoorbeeld GM Jan Smeets, IM Alexander van Beek en FM Frank Erwich.
Willemze groeide op met de methode, wat er zeker toe bijdroeg dat hij zich ontwikkelde tot een tactische speler. ‘Maar daartoe was ik waarschijnlijk al van nature geneigd en ook trainer Brunia was een tactische speler. Los van een methode is een bepaalde trainer ook van invloed.’
Willemze noemt het een goede zaak dat de Stappen-methode later evolueerde tot de Tutor-methode, waarbij je met hulp van een engine stellingen en partijen kunt uitspelen.
Patroonherkenning is de basis van het schaken en dat wordt volgens Willemze erg gestimuleerd door de Stappenmethode.
Willemze bestrijdt de misvatting dat de Stappenmethode saai zou zijn. De diagrammen geven een kennisbasis. Via de handleidingen krijgen de trainers veel adviezen hoe ze de kennis in hun lessen kunnen presenteren en hoe ze vaardigheden kunnen ontwikkelen. Dat kan door oefeningen te maken, partijen te spelen, partijen te analyseren, te variëren en plezier te maken. Het analyseren van eigen partijen is de kern van lessen, daarmee integreer je kennis.
Natuurlijk is het noodzakelijk dat leraren en trainers de informatie in de handleidingen lezen en gebruiken, stelt Willemze. Diagrammen oplossen moet slechts een deel van de lessen vormen, het verschaft een fundament.
Een groot voordeel van de gestructureerde methode, zegt Willemze, is dat minder ervaren trainers en leraren een goede basis krijgen met richtlijnen hoe ze les kunnen geven. ‘Maar je moet je lessen goed voorbereiden en ze creatief vormgeven in overeenstemming met de klas die je lesgeeft. De methode is niet saai, de leraar misschien wel.’
Willemze heeft zelf ook met de methode lesgegeven aan beginners op scholen. ‘Pas op voor te grote groepen en weiger ongemotiveerde kinderen. Laat het niveau niet te veel uiteen lopen. Mijn werkvorm is in een uur 30 minuten spelen en 30 minuten les. De les vindt plaats in de vorm van uitleg en oefeningen, analyseren van eigen partijen en een variatie aan activiteiten.’
De Duitse trainer FM Bernd Rosen zegt dat hij de Stappenmethode prima vindt omdat het een duidelijk leerconcept omvat met gestructureerde oefeningen. Hij betwijfelt of de methode vaak goed wordt toegepast, omdat vaak alleen maar de oefeningen worden gedaan. Rosen heeft enige methodologische kritiek. Zelf introduceert hij het concept mat erg snel bij kinderen, en ook heeft hij twijfels over de materiaalfase zoals de Stappenmethode die presenteert. Ook vraagt hij zich af of de de meeste leerlingen gemotiveerd zijn om schaken op een erg systematische manier te leren (zoals Tarrasch heeft geadviseerd). Hij denkt dat het analyseren van eigen partijen centraal moet staan in de schaakles (zoals Lasker dat voorstelde in zijn Lehrbuch des Schachspiels).