De komst van de Bosnische grootmeesters Ivan Sokolov en Predrag Nikolic, begin jaren negentig van de vorige eeuw, betekende een impuls voor het Nederlandse schaakleven. Beiden waren voor de oorlog in Bosnië uitgeweken naar Nederland en vestigden zich voorlopig in Oegstgeest. Vooral de komst van Sokolov was belangrijk. Na een paar jaar in Nederland besloot hij voor het Nederlandse team te gaan spelen, een aanzienlijke versterking.
Vanaf 1994 kreeg hij toestemming om aan het Nederlandse kampioenschap mee te doen. Een jaar later won hij de titel. De deelname van Sokolov was voor Jan Timman ongetwijfeld een stimulans om zich in 1996, na een afwezigheid van negen jaar, weer eens bij de titelstrijd te melden. De Bosniër stond op dat moment op de wereldranglijst maar net onder de top tien en dat maakte het toernooi een stuk interessanter. Bovendien bood sponsor Wolters Kluwer goede financiële voorwaarden.
Het titeltoernooi van 1996 zal bij de kenners zijn blijven hangen als het mooist vormgegeven nationaal kampioenschap aller tijden. Er werd gespeeld in de theaterzaal van De Balie in Amsterdam. De lichttechnici van het theater hadden het speelvlak fraai uitgelicht, alsof het een theatervoorstelling was. Timman ging vanaf het begin aan kop en had met nog een ronde te spelen een punt voorsprong op Sokolov. Maar uitgerekend in de laatste partij verloor hij van Piket die het hele toernooi vlak en kleurloos had gespeeld, terwijl Sokolov geruisloos won.
Zo kwam er een beslissingsmatch tussen twee spelers die vanaf het moment dat Sokolov zich in Nederland vestigde goed met elkaar konden opschieten. Niet alleen in sportief opzicht, maar zeker ook in het après-schaak. Op het bord hadden ze tot de match begon vijf keer remise gespeeld. Hoe anders zou de match gaan. Timman verloor onmiddellijk met wit, won echter twee keer met zwart en had ook de derde partij moeten pakken. Een briesende Sokolov was boos op zichzelf: hij had verschrikkelijk gespeeld en in een half jaar veertig ratingpunten verspeeld.
Twee jaar later pakte Sokolov zijn kans alsnog en veroverde hij zijn tweede titel, dit keer met de fenomenale score van 9 uit 11. Opnieuw was Timman zijn grote concurrent. Normaal zou diens 8 uit 11 voldoende zijn geweest voor de eerste plaats, dit keer dus niet. Voorafgaand aan de negende ronde vertelde Sokolov dat hij een droom had gehad. Als hoofdrolspeler in een film werd hij achtervolgd door iedereen, ten onrechte, want hij was onschuldig, maar toch. Hij zocht zijn toevlucht in een Amsterdams grachtenpand, maar ook dat bleek niet veilig. De bazooka’s van zijn achtervolgers zetten het pand in brand. In opperste nood herinnerde hij zich echter een ondergrondse tunnel, die hij eerder had laten aanleggen. Zo wist hij te ontsnappen.
Droomuitlegger Timman wist meteen waar het om ging: Sokolov zou uit een penibele situatie ontsnappen. Zo geschiedde. Hij kwam tegen Karel van der Weide verloren te staan, maar won toch. Ook in de laatste twee ronden ontsnapte hij tegen Sosonko en Van Wely. Geluk? Je zou ook kunnen zeggen dat het kenmerkend was voor het agressieve spel waarop Sokolov patent had. Uit het verslag in Schaakmagazine: “Als je de juiste instelling hebt hou je druk op je tegenstander en win je dat soort stellingen.” (MbdW)
Sokolov and Timman played for the title
The arrival of the Bosnian grandmasters Ivan Sokolov and Predrag Nikolic in the early 1990s gave a boost to Dutch chess life. Both players had emigrated to the Netherlands before the war in Bosnia, and settled in the town of Oegstgeest for the time being. Especially the coming of Sokolov was important. After having stayed in the Netherlands for a few years, he decided to play for the Dutch team, which was a significant reinforcement.
From 1994 onwards, he was granted permission to take part in the Dutch Championship. One year later, he won the title. For Jan Timman, without a doubt, Sokolov’s participation was a stimulus to join the struggle for the title again in 1996, after an absence of nine years. At that point the Bosnian was just below the top-10 in the world rankings, which made the tournament much more interesting. Moreover, the sponsor, Wolters Kluwer publishers, offered good financial conditions.
The title tournament of 1996 must have stuck in the memories of chess aficionados as the most beautifully designed national championship of all time. The games were played in the theatre auditorium of De Balie in Amsterdam. The theatre’s lighting technicians had elegantly spotlighted the playing area, as if it were a stage play. Timman was leading from the start, and was a point ahead of Sokolov with one round to go. But precisely in the final game he lost to Jeroen Piket, who had played shallowly and colourlessly throughout the event, while Sokolov won his game effortlessly.
And so a playoff match had to be played between two players who had been getting along well ever since Sokolov had taken up his residence in the Netherlands – not only sportingly, but certainly also during the ‘après-chess’. Over the board so far, they had made five draws, but the match took an entirely different course. Timman lost immediately with white, but won twice with black and should also have seized the third Black game. Sokolov was roaring with anger at himself: he had played terribly bad, and had lost 40 rating points in six months.
Two years later, Sokolov did seize his chance and conquered his second title, this time with a phenomenal 9 out of 11 score. Again, Timman was his greatest rival. Normally, the latter’s 8/11 score would have been sufficient for first place, but this time it wasn’t. On the eve of the ninth round, Sokolov told that he had had a dream. As the main character in a movie, he was pursued by everybody – wrongfully, since he was innocent, but still. He sought refuge in an Amsterdam canalside house, but that too turned out to be unsafe. His pursuers set the house on fire with bazookas. In his great distress, however, he remembered that there was an underground tunnel he’d had built earlier. That way, he managed to escape.
Timman, the dream interpreter, immediately knew what this meant: Sokolov was going to escape from a perilous situation. And that was what happened. Against Karel van der Weide, he landed in a losing position, but still won the game. Also in the final two rounds, he escaped against Sosonko and Van Wely. Luck? You could also say that it was characteristic for Sokolov’s patent aggressive play. From the report in Schaakmagazine: ‘When you have the right mindset, you keep the pressure on your opponent, and win from such positions.’ (MbdW)