Published on April 24, 2020

Leraar en leermeester

Bouwmeester

English

Dacht Rupert van der Linden aan de nijvere gebroeders Bever uit de Fabeltjeskrant toen hij Hans Bouwmeester tekende? In ieder geval is het woord ijverig bij uitstek van toepassing op de leraar onder de Nederlandse schakers. Wie de moeite neemt het aantal titels te tellen dat onder zijn naam in de bibliotheek van het Max Euwe Centrum is opgenomen komt op het indrukwekkende aantal van 45. Dat is overigens nog aanzienlijk minder dan zijn grote inspiratiebron en de man over wie hij nooit kan zwijgen: Max Euwe. Zijn band met de voormalige wereldkampioen was zo goed dat diens echtgenote Caro na het overlijden van Euwe tegen Bouwmeester zei dat hij “de zoon was die Euwe nooit heeft gehad”.

In de jaren vijftig en zestig werd Bouwmeester door velen beschouwd als de derde speler van Nederland, na Euwe en Donner. Toch heeft hij nooit serieus overwogen het schaken als beroep te kiezen. Als onderwijzer op een lagere school en later leraar wiskunde aan middelbare scholen verdiende hij zijn boterham. Het schaken bleef een nevenactiviteit, maar wat voor een.

Door zijn schoolverplichtingen kon hij niet vaak aan toernooien deelnemen. Zo zagen we hem maar drie keer in het Nederlands kampioenschap. Een gedeelde eerste plaats met Ree in 1967 was zijn beste resultaat. Maar waar de school het toeliet was hij erbij. Zo slaagde hij er toch in liefst 229 partijen voor een Nederlands team te spelen in Olympiades en andere landenwedstrijden. Met 73 winstpartijen en 124 remises scoorde hij uitstekend.

Nadat het schaken achter het bord op een lager pitje was komen te staan wierp hij zich op het correspondentieschaak. Hij was de eerste kampioen van de in 1966 opgerichte Nederlandse Bond van Correspondentieschakers en bracht het tot grootmeester correspondentieschaak. Internationaal speelt hij echter al lang niet meer, want hij heeft geen zin om tegen computers te spelen zei hij in Schaakmagazine tegen Jeroen Bosch.

Zelf spelen is echter niet de belangrijkste bijdrage die Hans Bouwmeester aan het Nederlandse schaakleven heeft geleverd. Integendeel. Hij was in de eerste plaats leraar, op school, maar zeker ook als schaker. Wie hem wel eens als commentator bij toernooien heeft meegemaakt kreeg het gevoel terug in de schoolklas te zijn. Ook veel van zijn boeken hebben een educatieve inslag. Ook als die boeken niet als leerboek bedoeld waren stond het duidelijk uitleggen centraal. Zoals bijvoorbeeld de Prisma boeken die zich op een groot publiek richtten en een nu ongekende oplage bereikten. Van het eerste deel werden liefst 20.000 exemplaren gedrukt.

Iemand die systematisch denkt, goed kan uitleggen en ook nog eens een sterke schaker is. Geen wonder dat de KNSB hem op een gegeven moment vroeg om bondscoach en trainer te worden. Bouwmeester zei ja, ook al had hij van nature een moeilijke relatie met schaakbestuurders. Hij werd de eerste schaakbondscoach in Nederland. Met pupillen als Timman, Van der Wiel, Van der Sterren en Ligterink, om er een paar te noemen, zag hij bepaald niet de minsten langskomen.

Iemand die zo actief is moet beloond worden. In 1977 werd door de Nederlandse Gasunie de Euwering in het leven geroepen. Deze is bedoeld voor mensen die van grote waarde zijn geweest voor het schaken in Nederland. De eerste ring ging uiteraard naar Euwe zelf. Hans Bouwmeester werd in 1983 zijn opvolger en gaf de ring in 1991 door aan Jan Timman. Waarmee zijn positie in het Nederlandse schaak afdoende is aangetoond. (MbdW)·

Teacher and tutor

Was Rupert van der Linden thinking of the hard-working beaver brothers Ed and Willem from the Dutch puppet TV series De Fabeltjeskrant when he made this drawing of Hans Bouwmeester? In any case, the word ‘diligent’ is pre-eminently applicable to this teacher among Dutch chess players. If you take the trouble to count his titles in the library of the Max Euwe Centre, you will find they add up to an impressive 45. By the way, this is still considerably less than his great source of inspiration, the man he can never stop talking about: Max Euwe. His relation with the former World Champion was so good that after Euwe had passed away, his widow Caro said to Bouwmeester that he was ‘the son Euwe never had’.

In the 1950s and 1960s, Bouwmeester was regarded by many as the third player in the Netherlands, behind Euwe and Donner. And yet, he never seriously considered choosing chess as his profession. He earned his living as a primary school teacher, and later as a mathematics teacher at secondary schools. Chess remained a side activity for him – but what a side activity it was!

Due to his school obligations, he couldn’t participate in tournaments very often. For example, he was only seen playing in three Dutch Championships. Shared first place with Hans Ree in 1967 was his best result. But whenever school allowed it, he was there. Thus, he managed to play no less than 229 games for the Dutch team in Olympiads and other international contests, with an excellent score: 73 wins and 124 draws.

After putting over-the-board chess on the backburner, he devoted himself to correspondence chess. He became the first champion of the Dutch Correspondence Chess Federation (founded in 1966) and obtained the title of correspondence chess grandmaster. He hasn’t played in the international arena for a long time, because, as he told Jeroen Bosch in the Dutch federation’s SchaakMagazine, he doesn’t fancy playing against computers.

However, playing is not the most important contribution that Hans Bouwmeester made to Dutch chess life – on the contrary. First of all he was a teacher – at school, but certainly also in chess. Anyone who witnessed him as a commentator during tournaments got a feeling of being back at school again. Many of his books, too, were written in an educational style. Even if those books were not intended to be manuals, clear explanation still was central – like, for instance, the ‘Prisma’ books, which were aimed at a large audience, and enjoyed a huge circulation. No less than 20,000 copies were printed of the first volume.

A man who thinks systematically, is able to explain well, and is a strong chess player to boot – no wonder that the Dutch federation KNSB asked him to become the national coach and trainer at a certain point. Bouwmeester said yes, even though by nature he tended to have difficult relations with chess administrators. He became the first national chess coach in the Netherlands. He worked with pupils like Timman, Van der Wiel, Van der Sterren and Ligterink, to name but a few – not the worst bunch of players.

If someone is that active, he has to be rewarded for it. In 1977, the Dutch Gasunie called the Euwe-ring into being. It is intended for people who have proven to be of great value for Dutch chess. The first time, naturally, the Euwe-ring went to Euwe himself. Hans Bouwmeester became his successor in 1983, and in 1991 he passed on the ring to Jan Timman. This should be sufficient illustration of his position in Dutch chess. (MbdW)