1. De beginsituatie is de bekende symmetrische beginopstelling van de 32 schaakstukken op een gewoon schaakbord. Op de vierde en vijfde rij worden 5 witte en 5 zwarte superschaakstukken tijdelijk naast elkaar opgesteld. Dat zijn:
de Amazone (A, gaat als Dame of Paard),
de Keizerin (Kn, gaat als Toren of Paard),
de Prinses (Ps, gaat als Loper of Paard),
de Veteraan (V, gaat als Koning of Paard, kan niet schaak of mat staan) en
de Magiër (M, gaat 1 of 2 stappen zonder sprong, kan niet slaan, maar stukken van de tegenstander die naast de Magiër staan kunnen niet meer bewegen (de Magiër ‘bevriest’) totdat de Magiër weer weggezet wordt). Dit houdt onder meer in dat de Magiër ook een paardenzet kan doen, echter alleen als beide tussen gelegen velden (bij het trekken van een rechte lijn) vrij zijn. Hij springt immers niet. Ook geeft een stuk geen schaak meer als dit stuk bevroren is door de Magiër.
4 van deze 5 stukken worden ingezet in het voorspel, zie punt 3.
2. Vóór het begin van de partij nemen de spelers de speelmogelijkheden van deze superschaakstukken door. Elke speler demonstreert zijn/haar tegenstander voor zover nodig de loop van de stukken.
3. De partij begint met het voorspel. Tijdens dit voorspel wordt de schaakklok gebruikt op dezelfde manier als tijdens de rest van de partij.
Voorspel
a. Gezamenlijk bepalen de spelers met welke 4 van de 5 superschaakstukken gespeeld wordt. Wit kiest als eerste een stuk. Daarna Zwart. Dit wordt eenmaal herhaald zodat 4 stukken gekozen zijn.
b. Wit vervangt op de koningsvleugel, op rij 1: één schaakstuk door een (nieuw) superschaakstuk waarbij de Koning op zijn veld blijft staan.
c. Daarna vervangt Zwart op de koningsvleugel op rij 8 het overeenkomstige stuk door hetzelfde (zwarte) superschaakstuk, zó dat de stelling weer symmetrisch wordt. Vervolgens vervangt Zwart op de damevleugel, op rij 8: één schaakstuk door een superschaakstuk.
d. Daarna vervangt Wit het overeenkomstige witte stuk op zijn/haar helft van het bord, zó dat de stelling weer symmetrisch wordt.
e. De handelingen beschreven in 3b, c en d worden herhaald totdat alle vier de gekozen stukken opgezet zijn.
f. Tenslotte mag Zwart twee (nieuwe) superschaakstukken op rij 8 met elkaar verwisselen. Daarna maakt Wit de stelling weer symmetrisch (indien van toepassing).
Na dit voorspel doet Wit de eerste zet en wordt de partij verder gespeeld zoals schaak, met uitzondering van de promotieregels, zie punt 4. Rokeren is uitsluitend met de Koning en een Toren mogelijk, precies zo als in schaak.
4. Bij de promotie van een pion moet de speler een van de (op dat moment) beschikbare stukken kiezen. Dat zijn, met uitzondering van de Amazones, de pionnen en de via promotie weer ingezette stukken:
(a) de vervangen schaakstukken en (b) de geslagen stukken.
Deze beschikbare stukken moeten goed zichtbaar naast het bord worden opgesteld vanaf de 1e zet van Wit.
5. Voor het overige wordt het toernooi gespeeld volgens de regels van het FIDE-reglement.
Tip voor beginners: Ga na of alle pionnen gedekt zijn in de beginstelling die door het voorspel wordt gecreëerd.
MEC-Superschaakkampioenschap
Er worden 5 ronden volgens het Zwitserse systeem gespeeld.
Elke speler krijgt 20 minuten voor de hele partij.
Aanmelden per mail (euwemec@xs4all.nl) vóór vrijdag 27 juni.
Henk van Haeringen is de wedstrijdleider bij deze activiteit.
Het MEC stelt drie prijzen beschikbaar.
Indien er meerdere spelers gelijk eindigen wordt de eindstand bepaald door:
[1] Onderling resultaat
[2] Weerstandspunten
[3] Loting
TIJDSSCHEMA
12.10 – 12.50 1e ronde
13.00 – 13.40 2e ronde
13.50 – 14.30 3e ronde
PAUZE
15.00 – 15.40 4e ronde
15.50 – 16.30 5e ronde
16.45 Prijsuitreiking